Open Science kan veel leren van intersectioneel feminisme
Volgens Plomp kan Open Science veel leren van intersectioneel feminisme, de notie dat individuen meervoudige discriminatie kunnen ondervinden op grond van een veelvoud van factoren, zoals gender, etniciteit of sociale klasse. Zij sloot zich aan bij de Open Science beweging vanuit de overtuiging dat het onderzoek transparanter moest worden. Echter, transparantie is geen garantie dat de onderzoekspraktijk daadwerkelijk verbetert voor de partijen die nu achtergesteld worden.
Nu er meer onderzoek open access wordt gepubliceerd, wordt duidelijk dat deze manier van publiceren niet voor iedereen beschikbaar is, vertelt Plomp. “Aan de ene kant hebben we iets geweldigs – heel veel toegankelijke onderzoeken – maar aan de andere kant is er nog steeds een groot deel van de wereldbevolking dat achter loopt omdat ze niet volledig mee kunnen doen. Wij werken hen actief tegen door bestaande structuren in stand te houden.”
Vissen uit een vijver
Bijvoorbeeld, het Open Science Fund van NWO, oppert Plomp. In 2021 kregen 26 onderzoeksprojecten een beurs ter waarde van 50.000 euro voor een Open Science project. Onder de zesentwintig onderzoeksleiders bevonden zich slechts vijf vrouwen, alle vijf wit en de meeste met een Nederlandse achtergrond.
De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.
Op de vraag wat er moet gebeuren om dit te verbeteren antwoordt Plomp dat de criteria voor de beurs moeten worden verbreed. Momenteel vraagt NWO om een vaste positie aan een Nederlands instituut. Onder de groep academici met een vast contract bevinden zich vooral mannen. “De beurs gaat niet naar de mensen die het werkelijk nodig hebben om aan een CV te bouwen waarmee ze een vaste positie kunnen krijgen.” We vissen uit een vijver waar de bias voor witte mannen al in zit.
Startende wetenschappers
Haven merkt echter dat onder veel academici de overtuiging bestaat dat we niets meer aan vrouwenemancipatie hoeven te doen in Nederland. Deze opvatting leidt vaak tot een negatieve reactie; “’We zijn er al’, ‘Stop met zeuren’, ‘Er zijn belangrijkere problemen in de wereld’”, somt Haven op. “Ook op EU-niveau: ‘We hebben allemaal een Gender Equality Plan’”. Haven wijst er echter op dat het percentage vrouwelijke hoogleraren in Nederland, maar ook in de rest van Europa, helemaal niet wijst op een sector die ‘er al is’.
Ook het concept van het narratieve CV in de Erkennen en Waarderen-beweging is verre van perfect, beargumenteert Haven. Waar traditionele CV’s in feite bestaan uit lijsten gestandaardiseerde informatie, gaat het narratieve CV vooral over de achtergrond en de persoonlijke loopbaan van de wetenschapper in kwestie. Volgens Haven werkt dit mogelijk in het nadeel van sommige wetenschappers. Als selectiecommissies meer informatie hebben over de kandidaten, terwijl er nog steeds te weinig bewustzijn is over vooroordelen, kan al die extra informatie juist leiden tot meer vooringenomen beslissingen.
Bovendien werkt het narratieve CV in het nadeel van beginnende wetenschappers. Volgens Haven is het gek om aan een kersverse postdoc te vragen om een verhaal te schrijven. “Dat verhaal kan ook zijn dat je vijf jaar lang ontzettend geworsteld hebt, waarna je het eindelijk af kreeg en nu heb je een supergoed idee voor een nieuw onderzoek.” Hoewel het idee van een verhaal op je CV misschien goed werkt voor mensen die verder zijn in hun carrière, heeft Haven de indruk dat het niet tot eerlijkere kansen leidt voor startende wetenschappers.
Rollen
Het beeld van vrouwen in de wetenschap kan volgens Haaf verbeterd worden met een beter perspectief op het wetenschappelijke team. Het beeld dat de teruggetrokken academicus in zijn eentje al het werk doet, is al lang achterhaald. “Ik weet niet of het ooit zo werkte, maar het werkt nu in ieder geval niet meer zo”, aldus Haaf.
Open Science biedt de mogelijkheid om een beter perspectief op het team achter de wetenschap te krijgen, meent Haaf. Zo is er meer aandacht voor diversiteit en de verschillende rollen die ondersteunende medewerkers spelen. Er is niet één persoon die alles doet, maar dat is niet in lijn met de manier waarop we erkennen en waarderen of de manier waarop beurzen worden uitgedeeld. “We moeten dat systeem omgooien. Hoe worden fondsen verdeeld? Hoe zorgen we dat iedereen in het team de mogelijkheid heeft om op de lange termijn in de academische wereld te blijven werken?”