‘Actieplan kansengelijkheid kostte 140 miljoen maar had geen meetbaar effect’ 

Nieuws | de redactie
12 juli 2023 | Weggegooid geld: geen van de vier maatregelen voor kansengelijkheid in het onderwijs uit het OCW-actieplan 2017-21 is bewezen effectief gebleken. Interventies voor de overgang tussen mbo en hbo zorgden zelfs voor meer kansenongelijkheid. In het voortgezet onderwijs vroegen veel scholen subsidies aan voor programma’s die ze al gebruikten. Financiering werd niet gebaseerd op inhoudelijke criteria. Deze vernietigende conclusies blijken uit de evaluatie van het Actieplan Gelijke Kansen door een consortium onder leiding van onderzoeksbureau KBA Nijmegen.
Beeld: Elyse Chia

Kansengelijkheid afhankelijk van afkomst gezin 

In 2016 verschenen twee rapporten van de Onderwijsinspectie en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) over het gebrek aan kansengelijkheid in het Nederlandse onderwijs. Kern van de kritiek was dat het gezin waaruit je komt, steeds bepalender wordt voor de schoolkeuze en -loopbaan. De vroege selectie (bij 12 jaar) en grote rol van de docent in groep 8 maken onderwijs in Nederland namelijk minder meritocratisch. Daarop introduceerde het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in 2017 het Actieplan Gelijke Kansen, dat de overgangen tussen onderwijslagen moest verbeteren.  

Onder leiding van onderzoeksbureau KBA Nijmegen (in een consortium met Oberon, het Kohnstamm Instituut en SEO) is nu een zeer kritische evaluatie en overkoepelende analyse van het Actieplan voor de periode 2017-2021 verschenen. Het Actieplan heeft een grote hoeveelheid interventies gefinancierd, vooral in de vorm van schakelprogramma’s tussen onderwijslagen. Deze financiering bedroeg eenmalig 87 miljoen euro voor de periode 2017-2019, plus vervolgens 26 miljoen euro op jaarbasis; over vijf jaar komt het Actieplan daarmee op een bedrag van 139 miljoen. Bij een van de regelingen worden er zelfs nu nog subsidies toegekend.

StudentLabs onbehulpzaam bij overgang mbo naar hbo 

Voor de overgang tussen mbo en hbo hebben de doorstroomprogramma’s de vorm aangenomen van 29 verschillende ‘StudentLabs’. Doel van deze labs was om studenten vanuit mbo(-4) in het hbo een positief bindend studieadvies (bsa) te laten behalen. Het hbo kent immers een grote uitval van mbo-instromers. De agenda was nadrukkelijk ‘emancipatoir’: bij de overgang van mbo naar hbo zijn de grootste risicogroepen studenten met lagere sociaaleconomische status of van niet-westerse afkomst.  

Helaas bleken van de interventies meer studenten te profiteren met een hogere economische status dan die van een bescheiden komaf. De onderzoekers konden dan ook geen effect van StudentLabs waarnemen op de kansengelijkheid in onderwijsovergang; niet voor de student, niet in de statistieken van het CBS, niet voor de opleiding, noch voor wat betreft de werkzaamheid van de OCW-regelingen. Daarentegen sorteerde de onbedoeld bevoordeelde doelgroep een ‘averechts effect’ op gelijke onderwijskansen. 

Vruchteloze interventies voortgezet onderwijs 

Ook in de overige onderwijslagen was er geen meetbaar effect van de maatregelen te vinden. Voor de overgang tussen primair en voortgezet onderwijs bestond de doelgroep uit scholieren met ondermaatse ouderlijke ondersteuning. In de praktijk richtten interventies zich echter eerder op havo en vwo dan op vmbo, waar deze problematiek het meest speelt. Daarnaast verbeterde bij deelnemers aan de programma’s de kennis, vaardigheden en doorstroming niet meer dan onder niet-deelnemers. De scholen en de docenten bleken hier meer baat te hebben bij de interventies dan de scholieren zelf.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Een verbeterde overgang van vmbo naar havo of mbo had eveneens te maken met minder ondersteuning uit de ouderlijke hoek. Hier boden scholen de programma’s echter aan de hele groep van scholieren aan en niet alleen aan kansarme leerlingen. Interventies waren vooral gericht op het verminderen van de onzekerheid en uitval onder leerlingen, maar niet op een grotere kansengelijkheid. Slechts een kwart van de scholen gebruikte de regeling voor de beoogde doelgroep. Ook vroegen veel scholen subsidie aan voor reeds bestaande interventies. 

OCW heeft Actieplan kansengelijkheid te gehaast ingevoerd 

In hun geheel hadden de maatregelen dus geen van de voorspelde effecten, zeggen de onderzoekers. Hiervoor wijzen zij enige oorzaken aan. OCW heeft het Actieplan destijds met grote haast en onder grote druk ingevoerd. De subsidieaanvragen van onderwijsinstellingen waren daardoor vaak gericht op bestaande in plaats van nieuwe activiteiten. Deze aanvragen betroffen veel en onderling verschillende interventies, waarvoor de scholen zoveel mogelijk financiering konden bemachtigen. De interventies zelf waren dientengevolge echter matig onderbouwd en hun meerwaarde ‘moeilijk traceerbaar’ tot ‘afwezig’.  

Andere redenen voor onbruikbare resultaten waren dat goede controlegroepen en nulmetingen vaak ontbraken. Verder waren veel maatregelen en doelgroepen te divers om erover te kunnen oordelen. De onderzoekers konden ‘onvoldoende zicht’ krijgen op de uitvoering van de onderwijsinterventies. Bij maatregelen gericht op docenten vond überhaupt geen onderzoek plaats, maar alleen casuïstiek. Ook bleken scholieren slechts een deel van een interventie te doorlopen en elders uit te stromen. De analyse van de interventies had zo betrekking op individuele onderdelen in plaats van de algehele doorstroming. 

Ook organisatorisch identificeren de onderzoekers tekortkomingen in de ondernomen interventies. Zo namen scholen deel aan consortia, waardoor zij oneigenlijk konden profiteren van de subsidies voor zwakkere broeders. Verder werden veel interventies uitbesteed aan externe partijen, zodat de instellingen zelf geen contact hadden over de eventuele doorstroming. Ten slotte bleven door corona interventies vaak onvolledig, terwijl mensen met de minste kansen toch al zwaarder waren geraakt door de pandemieproblematiek. 

Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek kansengelijkheid 

De onderzoekers doen tot slot aanbevelingen om toekomstige analyses minder ‘onbevredigend’ te maken. Volgens hen werkt een evidence-based evaluatie van interventies niet, omdat onderzoeken onvoldoende meetbare resultaten opleveren. Voor een alternatief kan beter gekeken worden naar de academische werkplaatsen, waar meer communicatie plaatsvindt tussen onderzoekers en de praktijk. Verder is er behoefte aan een ander aanbestedingsmodel, dat niet anoniem en nationaal ingericht is. Alleen op deze wijze kan de verticale kansenongelijkheid tussen onderwijslagen aangepakt worden. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK