‘Bij flexibilisering kan overtuiging docent botsen met instellingsvisie’ 

Nieuws | de redactie
28 september 2023 | Flexibilisering van onderwijs vraagt veel van docenten, die daarbij een inperking van hun autonomie kunnen ervaren door de wensen van studenten en de onderwijsvisie van een instelling. “We hebben het idee dat de docent soms een beetje vergeten wordt”, vertelden Anneke Smits en Herma Jonker (Windesheim) tijdens een webinar van SURF over de rol van docenten bij flexibel onderwijs.
Beeld: wocintechchat.com

“Studenten zijn dan wel het primaire proces, maar het draait niet alleen om studenten”, benadrukten Smits en Jonker, respectievelijk lector en associate lector bij het lectoraat Onderwijsinnovatie en ICT van Hogeschool Windesheim. Zij legden uit wat flexibilisering van onderwijs vraagt van docenten en welke spanningen daarbij kunnen optreden.  

Flexibel onderwijs betekent dat studenten de mogelijkheid hebben om invloed uit te oefenen op hun leerroute, de leeromstandigheden en het leerproces. “Daarbij kan het gaan om waar of wanneer het onderwijs wordt gegeven, alsook om wat en hoe er wordt geleerd”, vertelde Jonker. Die flexibiliteit vraagt om docenten die responsief zijn ten aanzien van de wensen van studenten. “Er wordt van een docent verwacht dat die reageert op de student. Dat kunnen we onderscheiden in organisatorische, programmatische en pedagogisch-didactische responsiviteit.” 

Flexibilisering betekent invloed van student 

Niet iedere docent is even responsief jegens behoeften van studenten. Zo heeft iedere docent eigen overweging ten aanzien van het waar, wanneer, wat en hoe van flexibel onderwijs. Daarnaast heeft niet elke docent dezelfde kennis (bijvoorbeeld kennis over mogelijkheden om aspecten van het onderwijs te flexibiliseren) of cognitieve flexibiliteit (om gehoor te geven aan verscheidene wensen binnen een klas). 

“Een docent moet behoorlijk wat leerpsychologische kennis over de studenten hebben, goed kunnen inschatten wat een specifieke student nodig heeft en weten hoe het onderwijs dan kan worden aangepast – en dat voor al die verschillende studenten”, benadrukten Smits en Jonker. “Dan moet je pedagogisch-didactisch repertoire heel uitgebreid en wendbaar zijn.” 

Overtuiging docent kan botsen met visie instelling 

Flexibilisering van onderwijs moet vanuit een heldere visie op goed onderwijs gebeuren, benadrukten Smits en Jonker meermaals. “Dat is een uitdaging; het is altijd de vraag of iedereen hetzelfde verstaat onder zo’n visie.” Iedere docent heeft echter ook eigen overtuigingen over goed onderwijs en de rol van de docent daarin. “Die overtuigingen spelen ook een rol. Het kan zo zijn dat een docent een overtuiging heeft die slecht past bij flexibel onderwijs”, zei Jonker.  

“Als driekwart van een groep studenten het liefst via Teams college krijgt, maar jij als docent vindt dat zoiets de onderlinge interactie niet ten goede komt, ontstaat er frictie”, gaf Smits als voorbeeld. “De keuze van de docent gaat dan waarschijnlijk tegenin de visie op flexibel onderwijs van de instelling.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Daarnaast spelen praktische elementen mee bij de flexibilisering van onderwijs. Zo kan een college waarin laboratoriumapparatuur nodig is eigenlijk alleen in specifieke lokalen plaatsvinden. Docenten hebben ook te maken met eigen deadlines voor het inleveren van een cursusopzet, waarbij ze vooraf al moeten inschatten aan welke flexibiliteit studenten een paar maanden later behoefte zullen hebben.  

“Als docenten schatten we in welke voorkennis studenten meebrengen, hoe ze het liefst leren, hoeveel behoefte ze hebben aan sociale contacten en structuur, enzovoorts. Op basis van die inschatting maken docenten keuzes voor de inrichting van hun onderwijs en hun responsiviteit jegens de wensen van studenten. 

Inschatting van niveau student bepaalt responsiviteit docent 

De inschatting van de cognitieve en meta-cognitieve kennis bij studenten (bijvoorbeeld hun voorkennis of zelfregulerend vermogen) heeft bij docenten vooral betrekking op de responsiviteit jegens het ‘wat’ en het ‘hoe’ van flexibilisering. “Schatten ze die voorkennis en zelfregulering hoog in, dan zullen ze op de inhoud (wat) en het pedagogisch-didactische (hoe) meer responsiviteit tonen. Schatten ze de zelfregulering lager in, dan zullen ze meer structuur bieden.” 

Inschattingen met betrekking tot de levenservaring en de sociale behoeften van studenten spelen vooral een rol bij keuzes voor de leeromgeving en de tijd. “In het ‘waar’ en ‘wanneer’ van onderwijs”, aldus Jonker. 

Autonomie student prevaleert bij flexibilisering 

Flexibilisering vraagt niet alleen heel veel van docenten, het lijkt soms ook alsof de autonomie van de student ten koste gaat van de professionele autonomie van de docent, stelden Smits en Jonker vast. Daarom is het extra onverstandig als flexibilisering van bovenuit de organisatie wordt opgelegd – wat toch vaak gebeurt, vertelde onderwijskundige Mart Gijsen.  

“Dat zou niet zo moeten zijn. Bij het ontwikkelen van een flexibel curriculum moet een instelling docenten juist meenemen en tonen hoe het er straks gaat uitzien. Dan krijgen ze in ieder geval een soort eigenaarsgevoel, wat een wezenlijk onderdeel is van autonomie. Als je dat bij de start van zo’n ontwikkeling niet hebt gerealiseerd, heb je een valse start gemaakt.” 

Flexibilisering vraagt ook om responsief leiderschap 

Zoals docenten responsief moeten zijn jegens de specifieke behoeften van studenten, moeten leidinggevenden responsief zijn jegens de behoeften van docenten. “Elke docent heeft andere competenties, en niet iedere docent is even bereid om mee te gaan in een onderwijsvernieuwing zoals flexibilisering. Dat vraagt om situationeel leiderschap van leidinggevenden: je moet per docent bekijken hoe je diegene kunt meenemen”, aldus Gijsen. 

Past flexibilisering niet bij de visie op goed onderwijs van een docent, dan heeft het weinig zin om te proberen een docent te overtuigen. “Vaak zetten mensen hun hakken dan nog steviger in het zand”, weet Gijsen uit ervaring. “Je moet juist met hen gaan overleggen en proberen hen mee te nemen. Lukt dat echt niet, dan kun je beter afspreken dat ze een jaar toekijken hoe het bij anderen gaat en na dat jaar opnieuw het gesprek aangaan.” 

Het kweken van bereidheid moet daarom de eerste stap zijn in ondersteuningsprocessen bij flexibilisering, stelden Smits, Jonker en Gijsen gedrieën vast. “Dat is nu vaak niet het geval.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK