“In strijd tegen stagediscriminatie moet hoger onderwijs wel goede voorbeeld geven”

Nieuws | de redactie
27 november 2023 | Als meer dan veertien procent van de studenten een niet-westerse achtergrond heeft, en slechts 1,4 procent van de wetenschappelijke staf, moet een hoger-onderwijsinstelling zich afvragen of dat wel een goede positie is om stagediscriminatie in het werkveld aan te kaarten. Dat zei VU-hoogleraar Maurice Crul tijdens een conferentie over stagediscriminatie.
‘Geen plek voor jou’, een installatie over uitsluiting van beeldmaker Daisy Ranoe. De installatie werd voorafgaand aan en tijdens de conferentie getoond. Beeld: Daisy Ranoe

“Na een bewogen nacht zijn we hier bij elkaar om te praten over discriminatie.” Met die woorden werd vorige week donderdag de eerste landelijke conferentie rond stagediscriminatie, georganiseerd vanuit het Expertisecentrum Diversiteitsbeleid (ECHO), afgetrapt in een zaal van de Hogeschool Utrecht. Het was de ochtend na de grote verkiezingswinst van de PVV, die openlijk discriminatie voorstaat. Over de betekenis van de verkiezingsuitslag lieten de aanwezigen geen misverstanden bestaan.  

“Iets dat al lang speelt in de samenleving, is nu naar boven gekomen. Eén op de vier kiezers zegt een politiek te ondersteunen waarin witte Nederlanders een voorkeursbehandeling krijgen. Dat is de context waarin we hier werken”, luidde de diagnose van Maurice Crul, bijzonder hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de VU. 

Reactie op successen die zijn geboekt 

De uitslagenavond was een leermoment, benadrukte ook Pravini Baboeram van ECHO. “Een geluid dat lange tijd in de marge klonk en eigenlijk not done was, is nu genormaliseerd.” Dat komt echter niet vanuit het niets, zei ze. “Het is een reactie op de successen die zijn geboekt vanuit het werk rond diversiteit en inclusie – bijvoorbeeld het verdwijnen van zwarte piet of het instellen van een Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme.” 

Een deel van Nederland wordt bang van die successen, ziet Baboeram. “Zij zien wat dit betekent voor de veranderende machtsverhoudingen in Nederland.” Wie werkt aan inclusie, zal eraan moeten werken dat ook die mensen zich onderdeel gaan voelen van de gesprekken over diversiteit en inclusie – zonder uit het oog te verliezen dat het uiteindelijk om de mensen in de marge gaat, aldus Baboeram. “Als je over inclusie spreekt, is dat ook onderdeel van het gesprek.” 

Stagediscriminatie heeft enorme impact 

Eva Reuling, sinds een aantal maanden lid van het CvB van de HU, heeft in haar vorige functie bij de opleiding HRM vaak van studenten zelf gehoord welke impact stagediscriminatie op hen had, zo vertelde ze. Reuling noemde het voorbeeld van een student met een geweldig cv en een goede sollicitatiebrief die desondanks steeds geen stageplek kreeg. “Zulke negatieve ervaringen hebben een enorme impact op hun zelfvertrouwen, gezondheid en vertrouwen in de samenleving. Er zijn gigantisch veel studenten met zulke negatieve ervaringen.”  

Onderwijsinstellingen moeten nadrukkelijk naast hun studenten gaan staan, benadrukte Reuling. “Het feit dat de opleiding toen naar dat bedrijf heeft gebeld om te achterhalen wat hierachter zit, leverde die student natuurlijk alsnog geen stage op, maar het laat wel aan studenten zien dat we achter hen staan.”  

“Marokkanen worden toch allemaal zzp’er” 

De Utrechtse bestuurder pleitte voor brede bewustwording van stagediscriminatie bij alle kennisinstellingen worden aangewakkerd. “Het is een heel groot grijs gebied. Een bedrijf zal immers nooit zeggen dat het discrimineert, en docenten en studenten zijn vaak handelingsverlegen. Laten we er eerst voor zorgen dat iedereen zich hiervan bewust wordt en we samen de moeilijke gesprekken hierover kunnen voeren.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Een anekdote van Vijay Chamman, stagebegeleider bij de Hogeschool van Amsterdam, legde pijnlijk bloot hoe moeilijk die situaties zijn. “Een verpleegkundestudente met een Marokkaanse achtergrond kreeg tijdens haar stage te horen dat ze daar liever geen ‘Marokkanen’ hadden omdat ‘Marokkanen toch allemaal zzp’er worden’. Moet je nagaan dat je dan ook nog eens van diegene afhankelijk bent voor de beoordeling van je stage”, benadrukte Chamman. “En dat in een werkveld waar al grote tekorten zijn.” 

Als hoger-onderwijsinstellingen een slecht voorbeeld geven 

Om het tij ten aanzien van stagediscriminatie te keren, moeten diversity offices van hoger-onderwijsinstellingen een steviger mandaat krijgen bij het ontwikkelen van beleid, betoogde Maurice Crul. Als werkgever moeten hogescholen en universiteiten een goed voorbeeld zijn. “Als wij als werkgevers niet het goede voorbeeld geven, hoe gaan we dan überhaupt stagediscriminatie aankaarten bij partners in het werkveld?”  

Bij de VU heeft iets meer dan veertien procent van de studenten een niet-westerse migratieachtergrond, vertelde Crul. “Kijken we naar onze wetenschappelijke staf, dan heeft maar 1,4 procent van hen die achtergrond. Bij promovendi is het met 1,1 procent nog minder. En wij kunnen niet zoals sommige bedrijven zeggen: ‘We kunnen ze niet vinden’. Ze lopen gewoon rond op onze campus. Onze instelling heeft mechanismen waardoor deze groep niet doorstroomt naar de wetenschappelijke staf.”  

Intussen hebben afdelingen Diversiteit en Inclusie nu vaak een beperkt aantal medewerkers, missen ze een wettelijk mandaat en houden ze zich vooral bezig met het creëren van bewustzijn en het vieren van diversiteit. Crul bepleitte verdergaande regels. “Het aanstellen van D&I-officers moet wettelijk verplicht worden. Daarnaast moeten streefcijfers voor de instroom bij opleidingen worden gekoppeld aan representativiteit, en binnen de organisatie moeten we een inhaalslag maken met een voorkeursbeleid.”  

Het hogere management van hoger-onderwijsinstellingen moet die besluiten nemen, benadrukte de bijzonder hoogleraar. “Zonder steun van het hogere management kom je er niet.” 

Stagediscriminatie door overheidsbeleid 

In de regio Antwerpen hebben sommige vormen van stagediscriminatie wortels in het overheidsbeleid, vertelde Nadra Beyram van de Karel de Grote Hogeschool tijdens de conferentie. De plaatselijke overheid hanteert een zogeheten ‘neutraliteitsprincipe’; daarom is het dragen van levensbeschouwelijke tekens zoals een hoofddoek voor overheidsfunctionarissen niet toegestaan. Die regel strekt zich uit tot het onderwijs, waardoor veel hoofddoekdragende moslima’s niet eens beginnen aan een lerarenopleiding of moeilijk aan een stageplaats kunnen komen. 

De Vlaamse hogeschool ontwikkelde daarom een handelingskader voor stagediscriminatie vanwege het dragen van een hoofddoek. Docenten wordt aangeraden om proactief te werk te gaan, wat betekent dat studenten al van meet af aan eerlijk wordt verteld welke problemen kunnen ontstaan. Daarnaast worden ze aangespoord om de dialoog met de stage-aanbieder te voeren, bijvoorbeeld door leidinggevenden bij overheidsinstanties erop te wijzen dat ze de wettelijke vrijheid hebben om binnen hun afdeling af te wijken van de algemene regel. 

Vraag in ieder geval nooit aan een studente om haar hoofddoek dan maar niet te dragen en even door te bijten, benadrukte Beyram, die ook bepleitte om binnen de opleiding open te bespreken wat de persoonlijke impact is wanneer een stage-aanbieder een student daarom weigert. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK