Bèta-tekort blijkt hbo-probleem

Nieuws | de redactie
2 juli 2008 | Hoe komt het dat het hbo er niet in slaagt fors meer bèta’s op te leiden en de universiteiten daar wel succes bij boeken? Het zijn vooral grote hogescholen waar het niet wil lukken “Op het aspect urgentiebesef scoren inmiddels alle hogescholen goed, maar dat zal na drie auditbezoeken niet verrassend zijn. Een deel van de hogescholen moet dit nog omzetten in gedragen beleid dat vooral goed moet worden uitgevoerd,” zegt PBT-voorzitter Arie Kraaijeveld. Ook blijkt een ineenstorting van de hbo-informatica-opleidingen de score nogal te beïnvloeden.

“Voorwaarde voor succes van ons beleid is, dat het kan landen in de manier waarop de hogeschool georganiseerd is. Wanneer er sprake is van decentrale bestuurskracht, waarin het management een ondernemende cultuur creëert, kan optimaal gebruik gemaakt worden van onze stimuleringsbijdrage. Wij zien dat dit besef bij de hogescholen aan het doordringen is,” zegt Kraaijeveld.

In een brief aan OCW analyseert hij –met instemming van de HBO-raad wat betreft de analyse en de voorzien aanpak- waar de problemen blijken te zitten en wat er moet gebeuren. “Zoals u terecht constateert heeft het totale HBO-Sprint Programma de beoogde doelstelling niet gehaald, zelfs verre van dat. Waar de universiteiten op vele fronten groei laten zien, blijft het resultaat van het hbo in zijn totaliteit achter. In plaats van 15% meer instroom in 2007 ten opzichte van 2000, is de instroom in die periode met 5% gedaald. Ook de uitstroomcijfers laten een negatief beeld zien, een daling van 4% in 2007 ten opzichte van 2002. Graag lichten wij enkele cijfers toe om te onderbouwen dat er naast dit negatieve beeld ook positieve ontwikkelingen zijn. Daarnaast wordt een aantal kanttekeningen geplaatst en toegelicht:

-De instroom is ten opzichte van 2000 gedaald. Sinds de start van het Sprint Programma in 2005 is de instroom met 2% gestegen .

-Het is opvallend dat er een grote variatie is in de mate van al dan niet succesvol zijn als het gaat om instroom. Zo heeft de NHTV een stijging bijna 95% weten te realiseren tussen 2000 en 2007. Helaas zijn er ook grote instroomdalingen te zien, bijvoorbeeld bij de Haagse Hogeschool waar deze ruim 39% bedraagt. Bij negen van de zeventien hogescholen is de instroom gestegen.

-Zes participerende hogescholen laten in 2007 een instroomstijging zien ten opzichte van 2000 die de 15% (ruimschoots) overtreft. Het hbo in zijn geheel blijft achter, vooral een aantal (voorheen) grote instellingen, maar dit geldt zeker niet voor alle hogescholen.

-Het eerder genoemde uitgangspunt, dat de instelling startpunt is voor het realiseren van groei, blijkt uit bovenstaande cijfers in veel gevallen te werken. Dit wordt ook nog eens onderstreept door de resultaten die de universiteiten boeken. Elf van de dertien universiteiten leveren een substantiële bijdrage aan het realiseren van de bètatechniekambitie. Helaas resulteren de goede resultaten van de zeventien individuele hoger onderwijsinstellingen niet in een voldoende stijging voor de sector hoger onderwijs als geheel. Dit komt zoals gezegd met name door het achterblijven van de groei bij een aantal grote hogescholen.

-De sterke daling van de instroom in de HBO informaticaopleidingen drukt zwaar op het uiteindelijke resultaat van de sector hbo. Wij hebben ResearchNed gevraagd een uisplitsing te maken van de resultaten met en zonder informaticaopleidingen. Hieruit blijkt dat de instroom in informaticaopleidingen tussen 2000 en 2007 met 41% is gedaald. Wanneer deze opleidingen niet worden meegeteld, stijgt de instroom in bètatechnische hbo-opleidingen in 2007 met ruim 6% ten opzichte van 2000.

– Enkele hogescholen geven aan dat zij de afgesproken prestatie niet kunnen leveren vanwege een demografisch neerwaartse trend. Het Platform heeft inmiddels een onderzoek uitgezet naar de demografische ontwikkelingen in regio’s. Echter, los van de uitkomsten van dit nadere onderzoek blijft van kracht dat in deze regio’s de instroom van bijvoorbeeld leerlingen in havo/vwo met een N-profiel wel stijgt, en de totale instelling soms ook stijgt. De techniekopleidingen hebben hier (nog) niet van kunnen profiteren.

-De techniekopleidingen kennen ten opzichte van andere hbo-opleidingen een relatief hoge instroom vanuit het mbo. Gezien de krapte op de arbeidsmarkt, kiezen meer mbo- gediplomeerden dan voorheen ervoor om te gaan werken in plaats van aansluitend aan het mbo door te leren. Hogescholen bereiden zich voor om deze werkenden in samenwerking met werkgevers met behulp van EVC- en duale trajecten op te scholen. De verwachting is dat een groot deel van deze werkenden vertraagd alsnog een Ad- of bachelordiploma behaalt. De invoering van de bachelor-masterstructuur heeft voor een daling gezorgd van de instroom vanuit het vwo. Vwo’ers kunnen in drie jaar een bachelor in het wo halen, terwijl zij er in het hbo 4 jaar over doen.

Samenvattend kunnen wij concluderen dat een aantal instellingen gelukkig de weg naar groei heeft gevonden. Dit sterkt ons in de gedachte dat groei bij techniekopleidingen wel degelijk mogelijk is. Een deel van de instellingen is duidelijk nog niet zover.”

Slecht nieuws

Tot slot blijft voor alle instellingen alertheid geboden, vint Kraaijeveld, want de instroom in het hbo is de afgelopen jaren sterk gestegen. “Al met al zijn ook de instellingen die het goed hebben gedaan bij techniek haast nooit harder gegroeid dan de gemiddelde groei van de instelling. Met andere woorden: het marktaandeel van hbo techniek is achtergebleven, een trend die bij een aantal universiteiten al wel is ontstaan.

Dit is voor een land dat het in de (nabije) toekomst moet hebben van meer technisch hbo personeel in de zogenaamde groeisectoren en sleutelgebieden slecht nieuws. Daarnaast komt het absolute instroomaandeel van hbo techniek zo langzamerhand in de buurt van het wo, waar zeven jaar geleden nog een duidelijk verschil was. De vraag die zich opdoet is wat dit betekent voor de positie van het hbo in zijn geheel.

Het Sprint Programma hanteert innovatie-prestatieafspraken met individuele instellingen als uitgangspunt. Om op basis van deze ambitieuze prestatieafspraken tot resultaten te komen, is ons inziens een ondernemende houding van de instelling noodzakelijk. Daarnaast dient ook op andere vlakken aan de slag te worden gegaan: het onderwijs zelf dient (inhoudelijk, didactisch) vernieuwd te worden, er dienen relaties met het aanleverend (havo/vwo en mbo) en afnemend veld opgezet dan wel geïntensiveerd te worden, studie-/loopbaanbegeleiding is van groot belang, en ook dient gedacht en gewerkt te worden aan bijzondere doelgroepen of thema’s als ICT, internationalisering, etc.

Om ook daadwerkelijk tot een positieve spiraal voor bètatechniek te komen, dient al het bovengenoemde plaats te vinden in een omgeving waarin werknemers (docenten) worden aangestuurd door een ondernemende leider/leiding die docenten betrekt bij de ideeënvorming, ze stimuleert om ideeën te vertalen in concrete activiteiten, en goede prestaties – materieel of anderszins – worden beloond. Met andere woorden: het management, de omgeving (van gebouw tot werksituatie), en de inrichting van personeel en organisatie zijn een wezenlijk onderdeel van de hele vernieuwingsoperatie.

Het Platform komt tot de conclusie dat, ondanks ruim drie jaar M&A, de bovengenoemde condities bij teveel hogescholen nog in onvoldoende mate aanwezig zijn dan wel goed worden opgepakt en uitgevoerd. Hieronder lichten wij een aantal belangrijke en essentiële condities toe, zoals deze ook door de auditcommissie worden onderkend en beschreven. “

Wat wel werkt: bij HvA en HAN 

In de brief van het Platform Bèta Techniek wordt tevens aangegeven hoe hogescholen met een meer succesvolle aanpak daartoe gekomen zijn, in het bijzonder de Hogeschool van Amsterdam en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Daaruit wordt duidelijk dat succes niet behaald wordt door afzonderlijke activiteiten. “Bepalend is of er een integrale aanpak gehanteerd wordt. Het samenspel tussen aantrekkelijke programma’s, samenwerking in de keten, resultaatgericht leren en innoveren vanuit een stevige coördinatie, zijn voorwaarden voor succes. Dit betekent dat succes niet van de één op de andere dag te realiseren is. Beide hogescholen waren bij de start van Sprint al uit een diep dal gekomen, en hadden daarnaast een duidelijke visie op de manier waarop ze de techniekopleidingen wilden versterken en wisten wat daar voor nodig was. De basis was gelegd. Sprint heeft als katalysator gewerkt om het eigen hogeschoolbeleid te versnellen.”






«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK