Trendbreuk rond energie en klimaat in gang

Nieuws | de redactie
20 augustus 2008 | 1000 mensen uit wetenschap, bedrijfsleven en samenleving, bij de OESO bijeen, bespraken klimaatverandering, groei en stabiliteit. Tot 2030 zal er naar verwachting voor 20.000 miljard dollar in nieuwe energievoorzieningen worden geïnvesteerd, aldus Yvo de Boer, de Nederlandse onderhandelingstrekker van ‘Kyoto’. Meer dan de helft van deze investeringen zal in niet-westerse landen plaatsvinden.

Het is de private sector die het leeuwendeel – naar schatting zo’n 86 procent – van deze investeringen voor zijn rekening zal nemen. Het nieuwe klimaatverdrag is dus niet een kwestie van grote stromen overheidssubsidies rondpompen.

In zijn openingstoespraak zette OESO-secretaris-generaal Angel Gurría al gelijk de toon: “Beste vrienden: wij zijn het milieu. Als wij de klimaatsverandering niet snel aanpakken, zullen we het niet overleven”. Zonder drastische maatregelen zal de concentratie van broeikasgassen in het midden van deze eeuw met 50 procent zijn toegenomen, zo schetste hij. De gemiddelde temperatuurstijging op aarde kan dan tegen het eind van de eeuw oplopen tot wel zes graden, met alle catastrofale gevolgen van dien.

Deze ontwikkeling staat in schril contrast met het streven van bijvoorbeeld de Europese Unie om de mondiale opwarming tot maximaal twee graden te beperken. De wereldwijde uitstoot van broeikasgassen moet de komende decennia dan wel met vele tientallen procenten worden teruggedrongen.

Trendbreuk
Er is ook goed nieuws. Als de wereldgemeenschap er de komende jaren in slaagt een trendbreuk tot stand te brengen, zullen de kosten maar een fractie bedragen van de kosten van nalatig gedrag. Dat blijkt uit meerdere studies, zoals het onlangs gepubliceerde ‘Environmental Outlook 2030’ van de OESO zelf. 
 
Die trendbreuk moet eind 2009 tijdens de klimaattop in Kopenhagen in gang worden gezet. Daar moeten de mondiale onderhandelingen uitmonden in een nieuw VN-klimaatverdrag, waaraan naast de rijke landen ook de opkomende Aziatische en Latijns-Amerikaanse landen zich verbinden.

De hoofdverantwoordelijke voor dit onderhandelingsproces, de Nederlander Yvo de Boer, schetste in zijn toespraak de contouren van dit verdrag. In Kopenhagen moeten de wereldleiders overeenstemming bereiken over een raamwerk van beleidsmaatregelen dat klimaatverandering bestrijdt tegen de laagste kosten, concurrentievervalsing tegengaat en koolstofarme ondernemingsinitiatieven beloont.

Volop kansen
De opdracht is gigantisch, zo hield De Boer zijn gehoor voor, maar er zijn ook volop kansen. Tot 2030 zal er naar verwachting voor 20.000 miljard dollar in nieuwe energievoorzieningen worden geïnvesteerd. Meer dan de helft van deze investeringen zal in niet-westerse landen plaatsvinden. Het is de private sector die het leeuwendeel – naar schatting zo’n 86 procent – van deze investeringen voor zijn rekening zal nemen. Het nieuwe klimaatverdrag is dus niet een kwestie van grote stromen overheidssubsidies rondpompen. Het is vooral zaak dat energieproducenten in koolstofarme vormen van energieopwekking investeren en dat afnemers – bedrijven en huishoudens – zuiniger met energie omgaan.

Hier liggen ook volop kansen voor innovatie en voor nieuwe ‘groene’ groeikansen en werkgelegenheidsgroei. Veel hoop is in dit verband gevestigd op een wereldwijd systeem van verhandelbare CO2-emissierechten, waardoor aan CO2-uitstoot een prijskaartje komt te hangen. Zo’n systeem is in de Europese Unie al jaren geleden geïntroduceerd.

Het klimaatdebat is natuurlijk niet nieuw. Het Kyoto-verdrag – hoe onvolkomen ook – is in de jaren negentig van de vorige eeuw na lang onderhandelen tot stand gekomen. Toen lukte het niet om alle grote vervuilers – de VS voorop – het verdrag te laten ondertekenen en ratificeren.

De reusachtige economische expansie van landen als China, India, Rusland en Brazilië met voor iedereen zichtbare effecten op de grondstof- en voedselprijzen heeft het gevoel van urgentie enorm versterkt. De vraag is dan ook of er nu wel een doorbraak zal plaatsvinden. Maar het gaat om ingrijpende veranderingen en die vragen politieke moed. Politici staan onder grote druk van belangengroepen en opiniepeilingen. Vergaande maatregelen om het tij van de klimaatverandering te keren, zijn niet populair omdat de kosten ervan voor iedereen duidelijk zichtbaar zijn, maar de baten veel minder. Bovendien is een klimaatbeleid alleen effectief als landen samen optrekken. Commitment van grootmachten als de Verenigde Staten en China is noodzakelijker dan ooit.

Kernenergie
Hoewel steeds meer wetenschappers het erover eens zijn dat de mens aan de klimaatverandering bijdraagt, woeden op deelterreinen nog steeds heftige discussies. Dat geldt bijvoorbeeld voor de rol van kernenergie in het klimaatbeleid. De sessie hierover op het OESO-forum vertoonde grote overeenkomsten met het debat dat in de SER werd gevoerd ter voorbereiding van het advies ‘Kernenergie en een duurzame energievoorziening’. Zo wijzen de voorstanders van de bouw van nieuwe kerncentrales erop dat kernstroom

anders dan elektriciteit uit kolen- en gascentrales – vrijwel zonder broeikasgassen geproduceerd kan worden. Voor tegenstanders weegt dat voordeel onvoldoende op tegen de nadelen van kernenergie: de veiligheidsrisico’s en de afvalproblematiek. Ook vrezen zij dat meer kernenergie ten koste gaat van de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen.

Biobrandstoffen zijn een ander controversieel onderwerp. Onder leiding van oud-minister Aart Jan de Geus – nu plaatsvervangend secretaris- generaal van de OESO – ontspon zich in een sessie over biobrandstoffen een levendige discussie.

Een nadeel van de productie van biobrandstoffen is het grote watergebruik. Een bestuurder van Nestlé betoogde dat voor de productie van een tot vijf liter biobrandstof zo’n tien kuub water nodig is. Terwijl steeds meer landen watertekorten hebben, subsidiëren overheden de waterintensieve biobrandstoffen, zo stelde hij. Het verhaal wordt helemaal bizar als water moet worden ontzilt. Voor het ontzilten van tien kuub is maar liefst 25 liter olie nodig.

Een ander argument tegen de grootschalige teelt van gewassen voor energiedoeleinden is de concurrentie met voedselgewassen. De OESO-directeur voor handel en landbouw, Stefan Tangermann, gaf aan dat zijn organisatie ervan uitgaat dat de groeiende rol van biobrandstoffen een sterk prijsverhogende effect op de voedselprijzen zal hebben. De inschatting is dat circa een derde van de verwachte prijsstijging hieraan valt toe te schrijven.

Tangermann wees ook nog op een derde probleem: de omvangrijke overheidsteun zoals subsidies en gunstige tarieven. Op dit moment bedraagt die steun wereldwijd naar schatting vijftien miljard dollar. Naar verwachting is dit bedrag in 2015 verdubbeld. Daarnaast tast de grootschalige teelt van biobrandstoffen natuurgebieden aan.

Alcohol
Volgens Eduardo Leão de Sousa, vertegenwoordiger van de Braziliaanse suikerrietsector, treden de genoemde nadelen in zijn land niet of nauwelijks op. Brazilië heeft een lange traditie met de productie van bio-ethanol uit rietsuiker. Van overheidssubsidies is geen sprake. Het bijmengen van bio-ethanol voor autobrandstoffen is in Brazilië inmiddels de gewoonste zaak van de wereld; iedereen rijdt op een mengsel met 30 tot 100 procent alcohol.
De energiebalans voor de productie van bio-ethanol uit rietsuiker is volgens De Sousa ook veel gunstiger dan die van biobrandstoffen uit graan of maïs. Verder is 90 procent van de suikerrietproductie ‘regengevoed’, dus zonder grootschalige irrigatiesystemen. Ook wees hij de zorg voor aantasting van het Amazonegebied van de hand: 87 procent van de suikerrietproductie komt uit de regio São Paulo, ver van de Amazone. De uitbreidingsgebieden liggen in gebieden met gedegradeerde gronden, zodat concurrentie met voedselgewassen niet aan de orde is.

Twee lange conferentiedagen met tientallen inleidingen leverden een keur van inzichten en opvattingen op. De Zwitserse minister van Economische Zaken, Doris Leuthard, had de taak de belangrijkste bevindingen te rapporteren aan de OESO- ministersbijeenkomst over klimaatverandering, die aansluitend op de conferentie plaatsvond. Voorafgaand daaraan deelde ze haar conclusies met de conferentiegangers.

Leuthard was getroffen door het brede gevoel van urgentie dat uit de inleidingen en debatten naar voren kwam. De meeste sprekers waren optimistisch over de technologische en economische mogelijkheden om het klimaatprobleem effectief aan te pakken. Toch bespeurde ze grote twijfel of het – op tijd – gaat lukken. Het grote knelpunt ligt bij de politieke leiders, zo moest ze toegeven. “Leiderschap en het mobiliseren van politieke daadkracht zijn wat dit betreft cruciaal.”

Ton van der Wijst, secretaris van de SER-commissies Duurzame Ontwikkeling en Toekomstige Energievoorziening, publiceerde dit stuk in het SER-bulletin van augustus.






«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK