Internationale mobiliteit studenten blijft achter bij doelstellingen 

Nieuws | de redactie
20 september 2023 | Universiteiten en studenten zijn kritisch over de totstandkoming van internationale mobiliteit. Dit blijkt uit een bijeenkomst van de European University Association (EUA) over de eindevaluatie van het afgelopen Erasmus+-programma en de mid-term review van het huidige programma. Er is gebrek aan geld, stagiaires en administratieve ondersteuning. Ondanks diverse plannen voor duurzaamheid en digitale uitwisseling blijft drie kwart van de studenten het vliegtuig pakken van en naar hun bestemming. Online internationaliseren helpt hierbij maar in beperkte mate.
Beeld: Pixabay

Onbereikte doelen mobiliteit 

Een van de instrumenten om mobiliteit te meten is een enquête bij 500 Europese hoger-onderwijsinstellingen, waaronder acht uit Nederland. Voor studentmobiliteit binnen Europa geldt dat de doelstellingen bij lange na niet gehaald worden. Dit mobiliteitsstreven, onder meer opgenomen in de European Strategy for Universities (ES4U), is om twintig procent van de studenten buitenlandervaring op te laten doen. Slechts veertien procent van de hoger-onderwijsinstellingen blijkt dit doel te halen; de meeste komen nog niet aan de tien procent. Bijna de helft van de instellingen geeft aan problemen te hebben met de mobiliteitsdoelen.  

Over de mobiliteit buiten Europa zijn de betrokkenen nog minder positief gestemd. De helft van de hoger-onderwijsinstellingen geeft aan dat er niet voldoende geld beschikbaar is voor alle uitgaande studentmobiliteit. Een krappe meerderheid van 52 procent zegt geen problemen op het punt van de studentmobiliteit te hebben. Opvallend is ook dat het voor 2022 gestelde doel van honderdduizend buitenlandse trainees ver buiten bereik is gebleven. Volgens het meest recente jaarverslag waren er in 2022 circa 700,000 Erasmus+-deelnemers. Zeven procent van hen liep stage, dus rond de 50,000. 

Studenttevredenheid 

De tevredenheid over mobiliteit onder studenten is gemeten in een enquête van het Erasmus Student Network (ESN). Van de 23,000 respondenten waren circa 18,000 studiepuntmobiel, wat wil zeggen dat zij een gedeelte van hun studie in het buitenland volgden (gemiddeld zo’n vier tot zes maanden). Circa 2,000 studenten behaalden een volledig diploma in het buitenland, terwijl ongeveer 3,000 van de respondenten zelf niet studentmobiel waren. In totaal kreeg 90 procent van de betrokkenen een studiebeurs van het Erasmus+-programma. 

Qua favoriete landen voor uitgaande en inkomende studentmobiliteit waren de resultaten vertekend door de grotere lidstaten. In beide gevallen vormden Italië, Spanje, Duitsland en Frankrijk de top-4. Als redenen voor een uitwisseling verhaalden de studenten vooral over de cultuur (75-80 procent), de taal (72 procent) en de leeromgeving (71 procent). Zelfs van de niet-mobiele studenten beaamt 95 procent dat het Erasmus+-programma een aantrekkelijk initiatief is voor internationale ervaring.  

Negatieve ervaringen studenten en instellingen 

Toch zijn studenten niet alleen positief over het Erasmus+-programma; in het algemeen zijn zij wel tevreden, maar in dalende mate. Voorafgaand aan het vertrek heeft 82 procent van hen moeite met financiële ondersteuning, terwijl twee derde klaagt over ofwel toelating, ofwel de opleiding. Tijdens het verblijf zijn de problemen diverser: geld (36 procent), huisvesting (35 procent) en cursusaanbod (34 procent) vormen de voornaamste pijnpunten. Daarbij komt dat 42 procent van de respondenten aangaf ter plaatse andere cursussen te hebben moeten kiezen om studiepunten erkend te krijgen. Ook moest 37 procent van hen een maand wachten tot de beurs hen bereikte; 26 procent nog langer. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Overigens worstelen ook hoger-onderwijsinstellingen met de werkwijze van het Erasmus+-programma. Vergeleken met voorheen heeft 33 procent van de instellingen nu meer moeite met de aanmelding, 56 procent met de implementatie en 67 procent met de administratie. Op financieel vlak vindt 16 procent van de instellingen dat het programma niet genoeg geld biedt voor hen; 19 procent vindt dat er niet genoeg geld is voor de studenten, terwijl 32 procent niet genoeg geld ervaart om te reizen. 

Mobiliteit betekent vliegen, niet virtueel uitwisselen 

Dat reizen door uitwisselingsstudenten komt in meerderheid nog steeds neer op vliegbewegingen. Tussen de 72 en 73 procent van de studenten pakt het vliegtuig van en naar hun studiebestemming. Negen procent vliegt zelfs tijdens het buitenlandverblijf. Desondanks heeft het Erasmusprogramma prioriteit gemaakt van duurzaamheid, digitale transitie en inclusie. Volgens de onderwijsinstellingen hebben deze prioriteiten succes (beaamt respectievelijk 69, 66 en 90 procent van de respondenten). De vliegbewegingen van de studenten suggereren dat er her en der toch nog werk aan de winkel is. 

Hoger-onderwijsinstellingen zijn dus het meest positief over inclusie. De meeste vinden dat er meer geld is voor inclusieve mobiliteit en dat dit streven ook effect heeft. Over duurzaamheid is men een stuk minder rooskleurig: tien tot twaalf procent is positief over het groene reisgedrag, versus 32 tot 40 procent negatief. In het digitale domein zien instellingen meer brood in online hulpmiddelen en blended mobility dan in puur virtuele ervaringen.

De opvattingen over de prioriteiten van het Erasmus+-programma worden gedeeld door de studenten. Over inclusie is 82 procent positief, tegenover 75 procent voor duurzaamheid en 64 procent voor de digitale dimensie. Op dit laatste punt heeft 68 procent van de studenten een ervaring met een online leerovereenkomst. Over extra geld voor duurzaam reizen zijn studenten een stuk minder gelukkig: 63 procent oordeelt hierover negatief.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK