Hoe bekwaam voelt de leraar zich?
Self-efficacy, ofwel het gevoel van bekwaamheid, is een belangrijk leerkrachtkenmerk en de effecten van algemene self-efficacy zijn al vaak onderzocht, Maar er is nog weinig bekend van dit verschijnsel op een meer individueel leerkracht-leerling-niveau. UvA-wetenschappers ontvingen samen met collega’s van de UU een NWO subsidie voor een onderzoek hiernaar.
Goede relatie met de leerling
Dat een hoge self-efficacy bij leerkrachten een gunstige invloed heeft op leerresultaten van kinderen, staat buiten kijf. Een leraar die het gevoel heeft dat hij bekwaam is en echt iets teweeg kan brengen bij leerlingen, dóet dat over het algemeen ook. Maar of alle leerlingen in de klas hiervan profiteren? Dat is nog de vraag. Vrijwel alle onderzoeken richten zich namelijk op self-efficacy in algemene zin.
Het Amsterdamse onderzoek concentreert zich op verschillen die samenhangen met probleemgedrag van leerlingen, terwijl in Utrecht etnische verschillen voorop staan. Onderzoeker Helma Koomen: “Vooral voor risicoleerlingen is de relatie tussen leerkracht en leerling erg belangrijk. Is die relatie niet best, dan pakt dat bij hen ongunstiger uit dan voor andere leerlingen. Daarom hechten wij zoveel belang aan onderzoek op het individuele leerkracht-leerling-niveau.”
Moeizame relatie
Het onderzoek bestaat uit vier deelprojecten. In het eerste deelproject verzamelen de onderzoekers data met betrekking tot de relevantie van self-efficacy op individueel niveau. In het tweede project onderzoeken de wetenschappers de herkomst van de verschillen binnen self-efficacy. Waar komt het mogelijk verminderde gevoel van bekwaamheid vandaan in de omgang met specifieke leerlingen?
In het derde project kijken de onderzoekers naar de effecten van de ideeën over bekwaamheid bij de leraar in relatie tot specifieke kinderen – bijvoorbeeld: in hoeverre gedragen leerkrachten zich anders ten opzichte van kinderen met wie zij een meer moeizame relatie onderhouden? En welke invloed heeft dat op de leerling, zijn leerprestaties en zijn betrokkenheid op school?
Het laatste deelproject is een interventiestudie. De leraren wordt gevraagd te reflecteren op specifieke relaties met hun leerlingen. Koomen: “Als een leerkracht bij een bepaald kind denkt: die doet zijn best niet”, dan zegt dat iets over de relatie met die leerling, en een minder goede relatie kan weer zorgen voor een verminderd gevoel van bekwaamheid.”
“Tijdens de interventiestudie proberen we de mentale representatie die de leerkracht heeft van de relatie met deze leerling in beweging te brengen. Om zo de relatie tussen het kind en de leraar te verbeteren en daarmee ook het gevoel van self-efficacy naar deze leerling. Dat moet op zijn beurt weer zorgen voor betere schoolresultaten”.
Meest Gelezen
Wederom intimidatie van journalisten door universiteit, nu in Delft
‘Burgerschapsonderwijs moet ook verplicht worden in hbo en wo’
Raad van State: laat taaltoets nog niet gelden voor hbo-opleidingen
Vrouwen houden universiteit draaiende, maar krijgen daarvoor geen waardering
Extra geld voor bètafaculteiten is daar nooit terechtgekomen