Groot in klein

Nieuws | de redactie
14 mei 2014 | “Nog nooit had ik een liefdesbrief gehad als Raad van Toezicht!” De LSVb bezocht de iPabo na het antwoord van die hogeschool op hun ‘Valentijnsbrief’ over liefde voor goed onderwijsbestuur en de kunst van kleinschaligheid. “Bij de HvA voelde ik me toch wel een beetje een plofkip.”

Studentenvoorzitter Jorien Jansen schreef een Valentijnsbrief aan de Raden van Toezicht in HBO en WO. Dat heeft ze geweten. RvT-voorzitter Jannie van den Hul-Omta van de iPabo schreef een ‘billet doux’ terug en daarna dachten allerlei CvB’s en toezichthouders, ‘Dat hadden wij ook moeten doen!’ en meldden zich snel. Toen was de ‘date’ LSVb-iPabo al gemaakt.

Op de stoep van het vak

Op 8 mei zochten de studenten de hogeschool in hartje Slotervaart in Amsterdam op. Geen HBO-instelling zit zozeer middenin ‘het beroepenveld’ en de uitdagingen waar dit voor staat als deze lerarenopleidingen in deze ‘Vogelaarwijk.’ De toekomstige meesters en juffen , maar ook de lectoraten en kenniscentra werken en leven letterlijk op de stoep van hun vakgebied.

De ontmoeting kende dan ook drie hoofdpunten van gesprek en kennismaking met de ‘Pabo-praktijk’. Het ging over  ‘liefdevol toezicht’, kleinschalig HO in grote vraagstukken en  de fascinatie van ‘spelend leren’ En hoe je veel meer jongens naar de Pabo krijgt, daar hadden de iPabo-mannen zelf heel heldere opvattingen over.

“Een liefdesbrief! Ik ben toezichthouder in het onderwijs, in de zorg en nog meer, maar dát had ik echt nog nooit gehad. Alle reden dus om eens echt met elkaar kennis te maken,” lachte Jannie van den Hul bij de ontvangst van de studentendelegatie.

Goede dingen goed gebeuren

De inhoud van de LSVb-Valentijnsbrief had haar en haar collega’s bovendien aangesproken: “De taak van een Raad van Toezicht  vind ik zelf een heel duidelijke. Je bent er om van buiten naar binnen te kijken. Vanuit de samenleving wil je ervoor zorgen dat de goede dingen ook goed gebeuren. Dat is wat de samenleving vraagt van een hogeschool. En helemaal van een lerarenopleiding. Dáár moet het gebeuren, zo dat onze scholen de beste mensen krijgen. Dat besef is echt van belang.”

Deze rolopvatting vereist wat Van den Hul noemt “aanspreekbaar zijn als toezicht.” En dat mag dan zeker ook door “zoiets onorthodox als een liefdesbrief.” Wat haar in dat schrijven aansprak was de vraag naar relativering van schaal-discussies en de focus op rendementen .”Het moet meer gaan over wat speelt in de samenleving en de rol van het hoger onderwijs daarbij en minder over gedoe met derivaten, om het even wat scherp te zeggen.”

De LSVb wilde hier vooral de kleinschaligheid van de hogeschool nader beschouwen, want ‘goed doen waar je goed in bent’ is voor grote instellingen met weinig focus lastig. Hoe lukt het in een kleintje dan wel en vooral “hoe hou je zoiets vol en merken de studenten verschillen met elders?”

Collegevoorzitter Jan Houben kon hier veel inzicht bieden, omdat hij voor de iPabo vele jaren in het CvB van het aanzienlijk omvangrijkere Fontys zat. “Het geld moet allereerst naar het primair proces gaan en bij grotere instellingen is het risico aanwezig, dat je toch veel gaat kwijtraken aan ‘gedoe’ daar omheen. Mijn stelregel is ‘70% naar onderwijs, de rest voor de hele rest’ van IT, gebouwen, organisatie enzovoorts. Als kleine hogeschool huren we expertise van anderen in, zodat we slank kunnen blijven.”

Een beetje een plofkip

Studenten hebben hier baat bij, ervaart Houben, “want met weinig mensen die vooral het primair proces doen, weten zij wie wie is.” Toch is de bestuurlijke last een punt van zorg. “Je moet net zoveel regelen en verantwoorden als een grote instelling, met een heel kleine staf. De financiering van OCW per student geen ‘premie op kleinschaligheid’.” Van der Hul schetste de LSVb’ers daarom een bekostigingsmodel, dat rekening houdt “met een nullast die elke instelling gefinancierd krijgt, om schaal en kwaliteit optimaal op te vangen. De politiek wil daar helaas niet aan.”

Die kosten opvangen door samenwerking en kostendeling leidt al snel tot fusiebewegingen of schaalvergroting. De iPabo heeft daar minder goede ervaringen mee, zegt de voorzitter van de Raad van Toezicht. “Samenwerken met een grote hogeschool in de Randstad was mogelijk, maar wij mochten dan wel van te voren tekenen bij het kruisje voor een volledige fusie als eindplaatje. Daar voelde ik niks voor. Dan weet je  vooraf dat samen leren van de pluspunten uit samenwerking niet meer voorop staat.”

De iPabo-studenten onderstreepten zelf het genoegen van “de korte lijntjes” die zorgen voor een soepele omgang met vragen en ideeën. “Hier heb je een naam en niet een nummer. Als er een probleem is en het kan zo snel worden aangepakt of beantwoord, dan leidt tot veel minder demotivatie dan wanneer je aldoor een hele tijd moet wachten tot er feedback of een oplossing mogelijk zou zijn. Bij de HvA voelde ik me toch wel een beetje een plofkip.”

Roeping en professie

De Academische Pabo die men met de VU organiseert, geeft in dat opzicht wederzijdse inspiratie en voor de student ook ‘vergelijkingsmateriaal’. De VU-studenten bij de iPabo genieten vooral van “de grote afwisseling, omdat het hier naast de kennisoverdracht ook veel praktischer is. Het kolossale aan een grote universiteit is een groot contrast, maar dat heeft ook zijn leuke kanten. In het WO kennen we alleen geen stages. Kinderen zien we alleen op filmpjes en bij ‘uitstapjes’ buiten de universiteit. Dat aspect is echt een groot pluspunt bij de hogeschool in dit vak.”

Het enthousiasme voor dat vak is bij de iPabo-studenten voelbaar in de gesprekken. Ze hebben er ook bewust opvattingen over. Zo zien zij veel meer mogelijkheden om andere jongeren, ook al in de schoolloopbaan in het VO, te werven voor het onderwijs als roeping en professie. Een van de mogelijkheden wordt nu toegepast en zij zien daar kansen voor veel meer succes. Dat betreft de ‘bi-diplomering’.

Trek meer mannen

De iPabo leidt studenten op die zowel voor het PO als voor het leraarschap Nederlands in het VO ingezet kunnen worden. “Er zijn heel wat jongens in het VO die helemaal niet van al die talen houden, maar wel heel goede leraren zouden kunnen worden. Die zou je met zo’n bi-diplomering in wiskunde en andere bètavakken naar de basisschool kunnen trekken,” zegt een van de mannelijke studenten.

Die grotere diversiteit van routes naar de professie van docent bevelen hij en zijn collega’s nadrukkelijk aan. Daarmee zou het nijpende tekort aan ‘mannen voor de klas’ fundamenteler aangepakt kunnen worden, zo is hun ervaring. De hogeschool is deze route inmiddels nader aan het verkennen. Met het nieuwe collegejaar zal er een ‘bi-diplomering’ ingezet worden voor Sport en Bewegen. Ook daarmee poogt men meer mannen aan te spreken voor een combinatie VO/PO.   

Leren differentiëren

Het specialisme in het analyseren en opleiden in ‘spelend leren’ van jonge kinderen heeft bij de iPabo geleid tot de start van het kenniscentrum Speleon. Met onderzoekers van de VU werkt men daar aan lange termijn onderzoek en concrete toepassing daarvan, met name in de kinderopvang en kleuterfase van de basisschool. Daarmee is men tevens gaan bijdragen aan de professionalisering en de nascholing van de medewerkers in de kinderopvang. Juist in wijken als Slotervaart is een optimale opvang van jonge kinderen van groot belang, om hun vroege ontwikkeling in taal, gecijferdheid en spel te stimuleren.

Zoals een van de onderzoekers het pregnant zei tegen de LSVb-delegatie: “Iedereen heeft het over de noodzaak in de klas te differentiëren, overal in het onderwijs. Nou, dat leer je hier beter dan waar ook. In Speleon heb je tegelijkertijd kinderen die nog in hun broek poepen en die al lezen en sommetjes leuk vinden. Ga daar maar mee aan de slag.”   


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK