De Slow Professor is het medicijn tegen werkdruk

Nieuws | door Sicco de Knecht
19 oktober 2018 | Werkdruk is geen persoonlijk probleem, het is een institutionele kwaal van de moderne universiteit. Dat stellen auteurs van het boek The Slow Professor Maggie Berg en Barbara Seeber op het Global Critical Pedagogies congres in Amsterdam. “We moeten overwerk niet ‘vieren’, maar inzien dat het een kwalijk gevolg is van de belachelijke eisen die aan academici gesteld worden."

“In een tijd van hoge werkdruk en de daaruit volgende psychologische problemen hebben we behoefte aan inzichten waar dit door komt.” Volgens ochtendvoorzitter Esther Peeren (UvA) op het Global Critical Pedagogies congres in Amsterdam heeft het aantal burn-outs onder het personeel in het hoger onderwijs direct te maken met de hoge werkdruk en last die er op individuen wordt gelegd.

Om daarover te praten hebben de organisatoren de auteurs van het boek ‘The Slow Professor: challenging the culture of speed in the academy’ uitgenodigd. De in Canada werkzame Maggie Berg (Queen’s University) en Barbara Seeber (Brock University) publiceerden in 2016 hun manifest tegen de vercommercialisering van de academie. Zij pleiten voor het introduceren van de zogenaamde slow-beweging in de academie.

Alle strategieën van universiteiten lijken op elkaar

De auteurs van het boek hebben wel een uitleg waarom er juist op universiteiten geen fatsoenlijke aandacht is voor dit soort onderwerpen. “Over het lichaam en je gevoel praten lijkt haaks te staan op de academische praktijk, die zich vooral richt op wat zich afspeelt in de geest.” Het is onder andere de naar binnen gerichte praktijk van de academie en academici die een houding creëert waarin de cultuur van het constant onder druk staan wordt geaccepteerd – het wordt niet eens herkend.

Maar er is meer aan de hand volgens de schrijvers. Op macroniveau zien zij een ontwikkeling waarin er steeds minder vaste academische staf is, en steeds meer tijdelijke. Wetenschappelijk personeel maakt ondertussen plaats voor managers waardoor de universiteit langzaam uitgroeit tot de wat politiek filosoof Benjamin Ginsberg typeert als de ‘all-administrative university’. “Als ik om me heen kijk op mijn instelling lijkt het soms wel alsof iedereen ergens vice-decaan of manager van is,” zegt Berg grappend.

Op een serieuzere toon vervolgen beiden hun betoog door te stellen dat het formuleren van doelen, strategieën en anderen activiteiten die vooral door deze ‘administratieve’ klasse wordt uitgevoerd, niet alleen tijdrovend maar ook zinloos is. “Wij herkennen ons sterk in de stelling van Ginsberg dat de meeste van die ‘strategieën’ als twee druppels water op elkaar lijken. Het is duidelijk ook niet de inhoud maar het proces waar het om draait. Het dient ertoe om mensen in het gareel te krijgen en te communiceren wie de dienst uitmaakt.”

Neoliberale universiteit is realiteit

In een bespreking van een aantal fenomenen die later door een aanwezige in de zaal samengevat worden onder het kopje ‘kapitalisme’ stellen de auteurs dat de universiteit geen academie meer is maar een bedrijf. Dit ten gevolge van wat zij ‘corporatisation’ noemen. “De enige doelstellingen waar actief aan wordt gewerkt zijn processen als standaardisering, het verhogen van productiviteit en efficiëntie en het aangaan van de competitie. Andere zaken doen er niet meer toe.”

Wat ook voor de auteurs een schokkende constatering is geweest, is de mate waarin afdelingen en hele vakgebieden tegen elkaar uitgespeeld worden. “Dit is een bewust proces, een top-down benadering die uitgaat vanuit het centrale bestuur van de instelling, omwille van competitie. Dat zou namelijk meer productiviteit en efficiëntie teweeg brengen.” Wat hen betreft is de neoliberale universiteit geen schrikbeeld meer, maar een realiteit waarin we al leven.

De hoge verwachtingen en eisen van de werkgever leiden ertoe dat de scheiding tussen werk en privé steeds vager wordt. “Het feit dat studenten hun opleiding vanuit het oogpunt van een consument benaderen, en we voortdurend digitaal in contact staan, maakt dat alles in elkaar overloopt.” Seeber beschrijft dit aan de hand van een voorbeeld van academicus Gregory Semenza die in zijn boek Graduate Study for the 21st century beschrijft hoe hij het ‘bruinwerken’ tot een kunst verheven heeft. “Hij kijkt op vrijdagmiddag en –avond de essays na van studenten, zodat hij op zaterdag – terwijl zijn vrouw en kind een boek lezen – stiekem een paar wetenschappelijke artikelen kan lezen. Een beursaanvraag schrijft hij tijdens het kijken van een honkbalwedstrijd op zondag.” Allemaal uren die nooit te boek staan als ‘werk’ maar wel degelijk invloed hebben op iemands ervaring van de werkdruk.

De mythe van de leasurely academic

Het gedachtegoed achter de Slow Professor gaat dan ook over het stellen van doelen die reëel zijn, en over de autonomie die ervoor nodig is om kwaliteit te leveren. “Het gaat om het tegenspreken van bestaande modellen,” zegt Berg die stelt dat dit zit in kleine dingen als het mailgedrag. “Als jij vanwege drukte afzegt voor een meeting, en je collega reageert met een cc aan je leidinggevende, dan is die collega niet aan het bijdragen aan een prettige werksfeer. Maar het gebeurt wel heel veel.”

De zogenaamde leasurely academic is volgens Berg een bijzonder schadelijk stereotype dat op de achtergrond meespeelt. Het is het beeld van een academicus die lekker zijn eigen gang gaat, zich van niemand wat aantrekt en zich aan niets of niemand hoeft te verantwoorden. “Dit beeld is een politiek zeer nuttige mythe die actief in stand gehouden wordt. De vraag ter verantwoording vanuit de maatschappij wordt vaak aangehaald, door politici en managers, maar heeft iemand hem wel eens in het echt gehoord vanuit de samenleving?”

“We zien dit proces als een bredere maatschappelijke ontwikkeling, en in ons verhaal proberen we juist te zeggen dat het niet uniek is voor de academie.” Voor Seeber was dit inzicht misschien nog wel het zwaarst om te verwerken. “Er zijn zo veel mensen die dit herkennen. Het was voor ons tegelijk zorgwekkend maar ook een soort van opluchting dat we niet de enigen waren die de situatie als zodanig ervaren.”

Slow is niet lui

Seeber en Berg passen hun verhaal in binnen een breder narratief. De slow movement krijgt momenteel in vele sectoren voet aan de grond. “Slow betekent niet hetzelfde als lui, of het teruggaan naar de goede ouwe tijd. Het gaat om het leggen van de nadruk op zorg en aandacht. In het heden zijn en bedachtzaamheid en plezier in het werk weer voorop te stellen.”

Volgens Berg is het ook helemaal niet nodig om de meeste mensen, en academici in de laatste plaats, een heftig takenpakket op te leggen. “Zo’n benchmark, waarvan je weet dat de enige optie is om deze te overschrijden, werkt uiteindelijk alles behalve kwaliteit in de hand.” Liever formuleren zij een aantal basistaken vanuit waar deze uiteindelijk zelf keuzes kan maken om meer te doen, “want dat gaan ze toch wel doen.”

(H)erkenning uit alle windstreken

Tijdens de sessie staan de auteurs ook uitgebreid stil bij de ontvangst van hun boek. Nog voordat dit uitkwam kregen Berg en Seeber al hevige kritiek van academici Mark Carrigan en Filip Vostal, die binnen een mum van tijd een brief stuurden ‘tegen de slow professor’. Seeber legt uit dat deze brief in reactie was op een interview. “Wat dat betreft is deze gehaastheid wel heel typerend. Het idee stond nog niet eens op papier.”

Toen het boek uiteindelijk gepubliceerd werd gingen beiden ter promotie op Twitter, maar na anderhalve dag van haatberichten besloten ze al om hun social media in de ban te doen. Daarentegen ware de persoonlijke berichten en academische reacties overwegend positief. “We kregen berichten en reacties uit alle vakgebieden, van de economie tot aan de natuurkunde. En alhoewel we dit boek vanuit de Canadese context hebben geschreven hebben we uit heel de wereld reacties en vooral veel herkenning teruggekregen.”

Een vaste positie schept verantwoordelijkheid

Berg en Seeber vinden het inmiddels wel tijd om eens uitgebreid te reageren op alle kritieken. “Wij dachten dat twee jaar wel een gepast interval was om terug te komen met een gevatte comeback.” De kritiek die hen duidelijk het meest heeft gedaan is het feit dat zij in hun werk (bewust) weinig aandacht voor klasse en hiërarchie hebben gehad. “Jullie hebben makkelijk praten, want jullie hebben een vaste positie; dat is de tegenwerping die we veel hebben gehoord.”

Dat academici met een vaste positie makkelijk praten hebben bestrijden de auteurs. “Blijkbaar gaan deze critici ervan uit dat mensen op die positie automatisch het werk dat zij niet afkrijgen afschuiven op junior academici,” zegt Berg die erkent dat het niet uitgesloten is dat sommigen dit in de praktijk wel doen. “Dat is niet waar wij vanuit gaan in onze beschouwing, wij laten deze interpretatie dan ook bij de critici.”

“Het is bovendien evengoed weer een voortzetting van diezelfde mythe, dat een academicus met een vaste baan niet hard hoeft te werken.” Wel vinden beiden dat het belangrijk is te erkennen dat er een bepaald privilege uitgaat van een vaste positie of hoogleraarschap. “Dat betekent dat wij ons als advocaat voor diegenen in meer precaire posities moeten opwerpen.”

Dat houdt volgens hen niet alleen in dat je in concrete zin op moet komen voor collega’s maar ook het goede voorbeeld moet geven. Zo moet overwerk volgens hen bijvoorbeeld een uitzondering zijn en geen voorwaarde voor waardering in de academie. “We moeten overwerk niet te ‘vieren’ zoals velen nog steeds doen. We moeten het bestrijden en ook duidelijk maken aan de jongere generatie dat het niet normaal is om overwerk te verwachten.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK