Stop met fix-de-vrouw-cursussen, pak de systemen aan!

Nieuws | door Michiel Bakker
8 maart 2021 | Er is dan wel veel te vieren, er is vooral nog veel werk aan de winkel om de achterstelling van vrouwen tegen te gaan, zo luidde de boodschap van hoogleraar Belle Derks en universitair hoofddocent Mara Yerkes van de Universiteit Utrecht op Internationale Vrouwendag. Zij betoogden dat er systemische veranderingen nodig zijn om een einde te maken aan genderongelijkheid. Wetenschappers hebben intussen de taak om onophoudelijk te laten zien dat de genderongelijkheid echt is - ook als zowel mannen als vrouwen eigenlijk tevreden zijn met de huidige situatie.
Hoogleraar Belle Derks tijdens de Internationale Vrouwendag bij de Universiteit Utrecht.

“Er is dit jaar veel te vieren,” zegt Belle Derks, betrokken bij de Gender and Diversity Hub van de Universiteit Utrecht. “Binnen de academische wereld zien we bijvoorbeeld meer vrouwelijke hoogleraren dan vorig jaar; inmiddels is 24 procent van de hoogleraren vrouw. Daarnaast zien we meer vrouwelijke bestuurders van grote bedrijven, meer vrouwen als lijsttrekker van een politieke partij, en vrouwelijke regeringsleiders zoals Merkel en Ardern wiens aanpak van de coronacrisis het bijzonder goed doet.” 

De ‘wetenschapper’ is nog man 

Onder de oppervlakte is er echter nog veel dat om correctie vraagt, tempert Derks de vreugde. Zo is het aantal vrouwelijke hoogleraren wel toegenomen, maar de procentuele groei van hun aantal is afgelopen jaar flink gedaald. Daarnaast staat die 24 procent aan vrouwelijke hoogleraren nog steeds in schril contrast met het feit dat meer dan vijftig procent van de afgestudeerden vrouw is. Ook noemde Derks de bakken aan vijandigheid die vrouwelijke politici op sociale media over zich heen krijgen en de onvriendelijkheid die veel vrouwen in leidinggevende posities ervaren.  

Uit eigen onderzoek, waarover ScienceGuide al eerder schreef, weet Derks dat het stereotype van een succesvolle wetenschapper sterk masculien is en bestaat uit eigenschappen die traditioneel als mannelijk worden beschouwd. Dit leidt ertoe dat masculiene eigenschappen zoals competitiedrang, assertiviteit en zelfvertrouwen binnen de academische omgeving sneller worden gewaardeerd dan bijvoorbeeld samenwerking en een goede collega zijn. Als gevolg daarvan zal men jonge mannelijke wetenschappers sneller als talent zien, terwijl jonge vrouwelijke wetenschappers zich juist minder in het beeld van een wetenschapper herkennen, minder gemotiveerd raken, meer stress krijgen en sneller afhaken. “Het is een groter, organisatorisch probleem waardoor sommigen zich minder welkom en kansrijk voelen in de academische wereld“, aldus Derks.  

Meld u hier aan voor de ScienceGuide Nieuwsbrief 

 

Genderongelijkheid is een zevenkoppig monster 

“Genderongelijkheid zou weleens een zevenkoppig monster kunnen zijn,” zegt de Utrechtse hoogleraar, “als je er één hoofd afhakt, krijg je meteen met het volgende te maken.” Ze legt uit hoe men zich in het verleden vooral heeft gericht op expliciet seksisme. Daarbij verzette men zich tegen het idee dat vrouwen incompetent zijn, een opvatting waarvan volgens Derks tegenwoordig minder sprake is dan vroeger. Nu ziet de Utrechtse hoogleraar echter meer impliciete vormen van vooroordelen tegen vrouwen. Zo worden vrouwen nog altijd minder geschikt geacht voor leiderschap, en wanneer ze toch een leidinggevende positie bekleden wordt hen veel vaker dan mannen gevraagd om opnieuw te bewijzen dat ze leiderschapswaardig zijn.  

In antwoord op dergelijke vooroordelen grijpt men vaak naar het wapen van fix-de-vrouw-cursussen: wat kunnen we doen om vrouwen te helpen slagen in een masculien, competitief organisatorisch klimaat? Onder dat antwoord ligt de veronderstelling dat vrouwen niet de benodigde eigenschappen hebben om te slagen, waarom ze middels cursussen moeten worden bijgeschaafd. Daarbij begint men in de regel echter niet met het eenzelvig beoordelen van mannen en vrouwen. “Als een vrouw zich dan ook competitief gedraagt, denkt men weer: ‘wat een bitch’, aldus Derks.  

Daarbij komt het feit dat vrouwen vaak geen goede rolmodellen hebben en dat men geregeld denkt dat vrouwen en mannen nu eenmaal van elkaar verschillen. Misschien hebben vrouwen andere aangeboren interesses en ambities en een ander intellect. We moeten vrouwen en mannen wel toestaan om van elkaar te verschillen, zegt men dan”, geeft Derks als voorbeeld. Ook gaat men er in het beoordelen van een vrouw vaak van uit dat haar aandacht deels in beslag genomen zal worden door moederschap, ook als ze geen kinderen heeft, en zijn er veel organisaties die na enkele aanpassingen vinden dat ze al genoeg doen om genderongelijkheid tegen te gaan.  

Fix het systeem, niet de vrouw 

Veel oplossingen voor die problematiek zijn gericht op individuen binnen systemen, terwijl uit onderzoek blijkt dat de problematiek juist systemisch is, licht Derks toe. De oplossingen zijn vooral op vrouwen zelf gericht: ze krijgen een mentor, ondersteuningsgroepen en speciale regelingen In het tegengaan van genderongelijkheid richten organisaties zich dus ofwel op fix-de-vrouwcursussen ofwel op individuele gevallen van achterstelling. Een correctie van het problematische systeem blijft daarmee uit.  

Zodoende bestaat er een gat tussen de aanpak die onderzoekers voorschrijven en de aanpak die daadwerkelijk binnen organisaties wordt gehanteerd. Volgens Derks is het daarom belangrijk dat onderzoekers en uitvoerders samen programma’s ontwerpen om genderongelijkheid te bestrijden. Daarbij ziet Derks heil in een aanpak die zowel werkt aan het verandervermogen als aan het bewustzijn van genderongelijkheid van mensen binnen een organisatie. De benodigde verandering zou daarmee zowel op individueel niveau als geleidelijk aan op organisatorisch niveau kunnen doorzetten.       

Vrouwen harder geraakt door coronacrisis 

Ook voor Mara Yerkes, universitair hoofddocent Interdisciplinaire Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht, is deze internationale vrouwendag niet zondermeer feestelijk. “In het toeleven naar deze dag kwam ik op Twitter veel genderwetenschappers tegen die zich afvroegen of ze een boodschap van inspiratie of een boodschap van woede moesten afgeven”, vertelt ze. “Uit de reacties daarop bleken veel mensen voor het antwoord ‘woede’ te kiezen.” Wat tot op heden is gedaan blijkt immers niet genoeg om structurele genderongelijkheid te corrigeren. Veel reeds bestaande aspecten van die ongelijkheid zijn tijdens de coronacrisis alleen maar versterkt. 

“Mensen in zwakkere posities op de arbeidsmarkt voelen meer van de gevolgen van de crisis,” weet Yerkes, “en die zwakkere posities worden vaker ingenomen door vrouwen dan door mannen.” Uit onderzoek weet ze dat moeders tijdens de eerste lockdown vaker bereid waren om hun werktijden aan te passen. Daarnaast werkten mensen met cruciale beroepen, waaronder zich meer vrouwen dan mannen bevinden, meer werken.  

Waar de huishoudelijke taken en zorgtaken voor de coronacrisis al voornamelijk op het bordje van vrouwen terechtkwamen, werd die verdeling in veel landen tijdens de coronacrisis nog oneerlijker. “Zelfs in een land als IJsland klagen vrouwen over de genderongelijkheid binnen huishoudens tijdens de coronacrisis”, vertelt Yerkes. De impact van de crisis op genderongelijkheid is echter niet overal negatief, zegt ze erbij. Zo waren er bijvoorbeeld in Nederland ook vaders die meer zorgtaken op zich hebben genomen.  

Verandering tegen de tevredenheid in 

Zowel op de werkvloer als binnen huishoudens blijft er echter sprake van structurele genderongelijkheid“, concludeert Yerkes. “Die ongelijkheid is echter complex. Wat staat ons in de weg wanneer we systemische verandering willen?” Eén van de grootste uitdagingen betreft gendernormen, zegt Yerkes, die ons impliciet en expliciet vertellen wat er van vrouwen en mannen wordt verwacht. In Nederland betreft dit de impliciete overtuiging dat vrouwen zelf schuldig zijn aan hun achterstelling op de arbeidsmarkt. “Je ziet dat terug in het idee van vrouwen alsdeeltijdprinsesjes’ en van de overtuiging dan mannen liever meer werken, liever minder bijdragen aan de zorg voor kinderen en meestal betere leiders zijn.” 

Om daaraan iets te doen moet men de status quo doorbreken, aldus Yerkes, en dat is geen makkelijke klus. Nederlandse ouders blijken namelijk, ondanks de genderongelijkheid, veelal tevreden te zijn met de verdeling van huishoudelijke taken en zorgtaken. “Hoe bestrijden we ongelijkheid wanneer de individuen binnen het betreffende systeem dit niet eens als oneerlijk ervaren?”, vraagt Yerkes zich verder af. Volgens haar ligt daar een taak voor academici. “Wij hebben de cruciale taak om deze ongelijkheden te blijven bestuderen en de complexiteit ervan te presenteren. Want onderzoek naar genderongelijkheid stelt ons in staat om een wereld voor te stellen waarin vrouwen níet structureel achtergesteld zijn.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK