De Nationale Wetenschapsagenda is een bedreiging voor de wetenschap

Nieuws | de redactie
8 september 2021 | De agenda van Nederlandse wetenschappers wordt steeds meer bepaald door bedrijven, de overheid en onderzoekfinanciers, en dat bedreigt de Nederlandse wetenschap. Wetenschappers hebben het gevoel mee te moeten werken aan ‘een farce’, een ‘poppenkast’ of een ‘subsidie-circus’, blijkt uit onderzoek van het Amsterdam UMC.
De architecten van de Nationale Wetenschapsagenda, Alexander Rinnooy-Kan en Beatrice de Graaf – Foto: Leo Veger (CC BY-NC-ND 2.0)

Uit onderzoek van het Amsterdam UMC, gefinancierd door ZonMw, blijkt dat de positie van de Nederlandse wetenschap verslechtert. Externe druk van financiers zoals de Nationale Wetenschapsagenda zetten de onafhankelijkheid onder druk.  

Slecht voor jonge onderzoekers 

Door de externe financiering is er steeds minder ruimte voor vernieuwend onderzoek. Wetenschappelijk onderzoek moet in toenemende mate ‘sexy’ zijn om in aanmerking te komen voor onderzoeksfinanciering, schrijven de onderzoekers. Dit gaat zelfs zo ver dat steeds meer universiteiten externe partijen inhuren om buzzwords op te nemen in beursaanvragen. De externe financiering met competitie is bovenal slecht voor de werkdruk en de carrière voor jonge wetenschappers.  

In het project ‘Achieving good science’ is onderzocht hoe wetenschappers te werk gaan in de dagelijkse praktijk van de wetenschapsbeoefening. Het project maakt deel uit van het door NWO geïnitieerde en bij ZonMw ondergebrachte programma ‘Bevorderen van verantwoorde onderzoekspraktijken’. Hiervoor is vier jaar onderzoek gedaan naar de alledaagse wetenschapspraktijk in de vakgebieden wiskunde, scheikunde, filosofie, antropologie en geneeskunde. 

Falen van het individu bepaalt de kwaliteit 

Uit het onderzoek blijkt allereerst dat het belang van de individuele wetenschapper steeds belangrijker wordt, mede omdat geld steeds minder via de universiteit verdeeld wordt, zo stelt het rapport. “Er is een verschuiving van relatief stabiele financiering via de eerste geldstroom naar projectfinanciering op basis van competitie en privatisering. Hierbij worden de prestaties en het falen van individuele wetenschappers in toenemende mate gezien als doorslaggevend voor de kwaliteit van met name wetenschappelijk onderzoek.” 

Wetenschappers vinden het problematisch dat externe partijen in toenemende mate doelen zijn gaan stellen aan de wetenschap. Daarbij gaat het van de overheid, die middels financieringsprogramma’s de wetenschap stuurt, tot de competitie om onderzoeksgeld gekoppeld aan relevantiecriteria die de onderzoekers ook wel omschrijven als ‘sexy onderzoek’. 

Daar moet nog een buzz woord in! 

Dit wordt versterkt door het inschakelen van niet-wetenschappelijke bureaus die helpen bij het schrijven van voorstellen. Een geïnterviewde zegt: “Ze poetsen die helemaal op en zeggen: ‘Ah daar moet nog een buzz woord in!” Het werk dat nodig is om het ‘niet weten’ zorgvuldig te formuleren komt daarmee in het gedrang.  

Een uitvloeisel van deze problematiek is de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) die minister Bussemaker (Pvda) en staatssecretaris Sander Dekker (VVD) in 2017 lanceerden. “Daar voel ik me beperkt door. Voorstellen zijn op nationale consensus gebaseerd. Maar wij willen juist onderzoek doen naar mensen die daar niet bij horen. Mensen wier problemen minder erkend worden, worden zo nog minder erkend”, zo zegt een onderzoeker in het rapport.  

Ook wetenschappers in de beoordelingscommissie van NWA zien dat het bedrijfsleven een bepalende stem heeft. Een wetenschapper die betrokken was bij enkele commissies van de NWA merkte op dat het lastig is ruimte voor vernieuwing te vinden als er een consensus is over wat relevant is “…doordat er één taal wordt gesproken in een commissie. Het is lastig voor andere velden, om dan nog überhaupt iets te kunnen zeggen wat gehoord kan worden.” 

Hype-gevoeligheid 

Wetenschappers vrezen dat bedrijven de agenda te veel gaan bepalen. De ‘hype-gevoeligheid’ van de markt kan ten koste gaan van lange termijndoelen in het onderzoek, ook omdat financiering overwegend tijdelijk en projectgebonden is. 

Daarnaast vrezen ondervraagde wetenschappers ook voor een negatieve invloed van politieke een maatschappelijke hypes. Ook politieke en maatschappelijke bewegingen hebben invloed op de kaders waarbinnen wetenschappers steeds opnieuw onderzoeksfinanciering moeten binnenhalen. De invloed van hypes op die kader kan leiden tot versnippering van het wetenschappelijke werk, vrezen de wetenschappers.  

Financiering door competitie op basis van onderzoeksaanvragen zorgt voor discontinuïteit in het onderzoek en tot verspilling van tijd en middelen door het gebrek aan geld voor als ‘goed’ beoordeelde onderzoeksvoorstellen, schrijven de onderzoekers. Ook blijken wetenschappers die maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie nastreven zonder daarbij hypes te volgen, compromissen te moeten sluiten ten koste van hun wetenschappelijke carrière.  

Net doen alsof je vernieuwend bent  

De aanvraag van externe financiering leidt verder juist niet tot vernieuwend onderzoek, zo blijkt uit het rapport. “Wetenschappers in alle door ons onderzochte disciplines geven aan dat het handiger is om subsidie aan te vragen over onderzoek dat al grotendeels gedaan is, dan over onderzoek dat nog opgestart moet worden. 

Wetenschappers hebben het gevoel mee te moeten werken aan “een farce”, of “poppenkast” of “subsidie-circus” hetgeen veel extra en vaak zinloos werk vraagt en ten koste gaat van de tijd voor exploreren en het ‘nog niet-weten’. Met lede ogen zien zij dat het geld dat besteed wordt aan de financiële organisaties niet aan wetenschappelijk werk kan worden besteed. 

Gekke experimenten zijn spannend 

Andere wetenschappers zeggen dat ze zaken in onderzoeksvoorstellen zetten waarvan ze bij voorbaat al weten dat die niet gaan gebeuren; ze schrijven het alleen om aan de eisen van het voorstel tegemoet te komen. Ondervraagde wetenschappers benadrukken dat er weinig ruimte is voor het opvolgen van onverwachte of uitblijvende uitkomsten, terwijl daar wel veel van te leren is. Gekke experimenten zijn spannend, en kunnen je iets nieuws leren.  

Tot slot hekelen de onderzoekers de slechte arbeidsomstandigheden op de universiteiten. De universiteit is volgens hen geen veilige plek om te werken. Dat heeft vooral te maken met de arbeidsvoorwaarden en de cultuur op de werkvloer, baanonzekerheid en hoge werkdruk. Meer dan veertig procent van de wetenschappers werkt op flexibele contracten. Jonge wetenschappers vinden moeilijk een vaste plek en moeten vaak wisselen van universiteit of zien zich gedwongen een baan buiten de wetenschap te zoeken. De invloed die de externe eis tot competitie op excellentie heeft op de interne cultuur op de werkvloer bedreigt daarnaast de wetenschapsbeoefening als sociale en lerende activiteit. 

De conclusie van de Amsterdamse onderzoekers is dan ook niet mals. “De financiering van onderzoek is sterk gericht op competitie tussen individuele wetenschappers, met veel aanvragers en een geringe slaagkans. Het onderwijs wordt vooral gestuurd 

op veel studenten die veel diploma’s halen, maar zonder dat het aantal docenten groeit. Onderwijs en onderzoek worden daarbij uit elkaar getrokken. Het wetenschapsbeleid holt daardoor de brede basis van de sociale en lerende praktijk uit, en beïnvloedt de doelen van het wetenschappelijk bedrijf op nogal grillige wijze.” 

Hardwerkende, maar richtingloze wetenschappers 

“Het beeld ontstaat van welwillende, gedreven, zeer hardwerkende, maar richtingloze wetenschappers die door verschillende beleidsorganen (politiek, universiteiten, bedrijfsleven, arbeidsmarkt) meerdere kanten tegelijk worden opgestuurd”, vervolgen de onderzoekers. “Wetenschappers zijn meer bezig om condities te creëren voor wetenschappelijk onderzoek dan daaraan vorm te geven.” 

Tot slot komen de onderzoekers met de aanbeveling om de baanzekerheid van onderzoekers te vergroten en de werkdruk te verminderen. Er wordt voorgesteld om het onderzoeksgeld meer te verdelen via de eerste geldstroom. Ook is het van belang om excellentie niet op individueel niveau te boordelen maar op groepsniveau. Daarnaast moeten onderwijs en onderzoek weer bij elkaar gaan horen om reflectie, vragen en feedback te bevorderen, schrijven de onderzoekers.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK