Toezichthouders vrezen voor toekomstbestendigheid WHW

De NVAO, de Onderwijsinspectie en de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO), de drie onafhankelijke organisaties die het externe toezicht op het hoger onderwijs voor hun rekening nemen en zijn verenigd in de Stuurgroep ICN, maken zich zorgen over de toekomstbestendigheid van de WHW. Bij de optuiging daarvan, zo’n dertig jaar geleden, is de enorme invloed van digitalisering, flexibilisering en internationalisering niet voorzien, zo schrijven de organisaties in een brief die ScienceGuide heeft ingezien. “Dat roept inmiddels dringende vragen op, ook bij ons als externe toezichthouders.” De aanpassingen aan de WHW zijn niet voldoende om die ontwikkelingen een plaats te geven. Daarom vragen de toezichthouders om “een meer integrale en fundamentele herziening van het juridische kader.”
Eigenlijk mag alleen OU afstandsonderwijs aanbieden
Het eerste punt van zorg betreft de digitalisering van het hoger onderwijs, blijkt uit de brief. Na het noodgedwongen online onderwijs tijdens de coronacrisis blijven veel opleidingen kiezen voor een blend van online onderwijs en onderwijs op locatie. Het is onduidelijk wanneer zo’n blend bij de vorm van een voltijd-, deeltijd- of duale opleidingsvorm hoort – een kwestie die bij accreditatie wel helder moet zijn.
Daarnaast is het aanbieden van afstandsonderwijs door traditionele universiteiten bij wet verboden; alleen de Open Universiteit mag dat doen. “Dat verbod op het verzorgen van afstandsonderwijs door traditionele universiteiten lijkt nuttig noch houdbaar”, schrijven de toezichthouders, die zich daarbij wel afvragen hoe ver andere hoger onderwijsinstellingen dan mogen gaan in het digitaliseren van hun curricula.
WHW biedt geen houvast voor flexibele leerwegen
Daarnaast wijzen de toezichthouders op de moeilijkheden die flexibilisering met zich meebrengt. Als studenten gemakkelijker losse modules en delen van andere opleidingen kunnen volgen, soms zelfs bij verschillende (internationale) instellingen, wie beoordeelt dan of die modules bij elkaar een diploma waard zijn? “De WHW biedt geen houvast omdat de wet een opleiding aan een instelling als aangrijpingspunt van het toezicht hanteert, niet kleinere eenheden zoals modules, tracks of standaard verkorte opleidingen.”
De nieuwsbrief is exclusief toegankelijk voor medewerkers van onze partners.
Het werken met leeruitkomsten in plaats van geprogrammeerde leerwegen, iets dat het kabinet mogelijk wil maken voor alle duale en deeltijdopleidingen in het hoger onderwijs, roept soortgelijke vragen op, aldus de toezichthouders. “Het is te voorzien dat de vraag naar de minimale balans tussen beide de komende jaren onderwerp van gesprek zal (moeten) blijven.”
Als een flexibele leerweg de grens tussen het hbo en het wo overschrijdt, wordt het nog ingewikkelder. In hun brief constateren de toezichthouders dat de grenzen tussen hbo en wo vervaagd zijn omdat beide onderwijslagen opleidingen uit elkaars domein aanbieden. Niettemin ervaren zowel hogescholen en universiteiten de WHW, waarin die rolvervaging niet is voorzien, als “een keurslijf dat zij graag willen verruimen”, schrijven de toezichthouders
Beteugelen instroom en duidelijkheid over joint degrees
Het derde punt van zorg bij de toezichthouders betreft de internationalisering van het hoger onderwijs. Zo is de instroom van internationale studenten moeilijk te beteugelen en biedt de WHW, los van de capaciteitsfixus, weinig instrumenten om deze instroom in goede banen te leiden, schrijven ze in hun brief.
De internationale bewegingen van hoger onderwijsinstellingen zelf, bijvoorbeeld door deelname aan Europese Universiteiten, roepen ook vragen op die niet door de WHW worden beantwoord, constateren de toezichthouders. Soms willen partners binnen zo’n Europese Universiteit een gezamenlijke opleiding met bijbehorende certificering beginnen, iets dat de Universiteit Utrecht al gedaan heeft en NHL Stenden Hogeschool graag wil doen. Dat levert echter onduidelijkheden op met betrekking tot de accreditatie vanuit Nederlandse hoek.
“De vraag is wie binnen dergelijke samenwerkingsverbanden verantwoordelijk is voor de organisatie, de inhoud en de kwaliteit van de opleiding en hoe dergelijke internationale opleidingen met een internationale instroom gericht op een internationale arbeidsmarkt passen binnen de macrodoelmatigheid van het Nederlandse onderwijsaanbod en de bekostigingssystematiek”, schrijven de NVAO, de Inspectie en de CDHO. “En hoe gaan we om met de vraag welke taal verplicht of juist mogelijk is?”
De brief wordt afgesloten met een oproep aan minister Dijkgraaf en het ministerie van OCW om “de inrichting en besturing van het hoger onderwijs op deze punten opnieuw te doordenken en de WHW om te vormen tot een toekomstbestendige, solide basis voor het hoger onderwijsstelsel.”
Meest Gelezen
