“We moeten echt stoppen met alles in een curriculum proppen”

Interview | door Michiel Bakker
13 juni 2023 | Bij innovaties in het onderwijs moet beter worden nagedacht over de duurzame implementatie ervan zegt Peggy Lambriex-Schmitz (Zuyd Hogeschool. Zij promoveerde bij de Universiteit Maastricht op onderzoek naar de verduurzaming van onderwijsinnovaties. Als opleidingsmanager weet ze hoe lastig dat kan zijn. Ze pleit voor legere curricula, gedegen innovatieprocessen en de moed om te experimenteren. “Als een pilot in het onderwijs mislukt, gaat er niemand dood.”
Beeld: Peggy Lambriex-Schmitz

Peggy Lambriex-Schmitz, opleidingsmanager bij de Academie voor Logopedie en onderzoeker bij het Lectoraat Professionalisering van het Onderwijs van Zuyd Hogeschool, gaf zelf een tijdlang les, werkte veel met docenten en kreeg later een leidinggevende rol. Vanuit haar interesse in onderwijsinnovaties startte ze in een promotietraject bij de Universiteit Maastricht. Daarin onderzocht ze innovatief werkgedrag van docenten en de verduurzaming van innovaties. In het theoretische kader van ‘innovatief werkgedrag’, dat bestaat uit de vier elementen ‘kansen zien’, ‘idee-generatie’, ‘idee-promotie’ en ‘idee-realisatie’, miste ze namelijk een vijfde element: duurzaamheid.

Betrokkenheid bij innovaties

Gewapend met een daarvoor ontwikkelde vragenlijst onderzocht Lambriex-Schmitz welke achtergrondvariabelen en omgevingsfactoren invloed hebben op het innovatief werkgedrag van docenten. Ze ondervroeg daartoe docenten van Zuyd Hogeschool en enkele Limburgse mbo-instellingen. 

“Breed gezegd hebben we gekeken naar taakvariatie, oftewel het aantal verschillende taken die iemand uitvoert, de ondersteuning van managers en de mate waarin docenten zichzelf als innovatief zagen. Het interessante is dat ze alle drie van invloed zijn op de vijf fases van innovatief gedrag, maar als je ze alle drie tegelijk in een model stopt, is de invloed van taakvariatie niet meer significant. Dan is vooral het gedrag van de manager van invloed, evenals de mate waarin iemand zich betrokken voelt bij een innovatie en zichzelf als innovatief persoon ziet.”

Weten wie je wanneer nodig hebt

Ook achtergrondkarakteristieken van respondenten zijn van invloed op hun innovatief werkgedrag. Zo scoren mensen met een groot aantal werkuren per week beter op het implementeren van ideeën dan mensen met een kleinere contractomvang. Niet onlogisch, denkt Lambriex-Schmitz. “Als je iets in een organisatie wil brengen, moet je die organisatie goed kennen. Iemand die simpelweg veel uren aanwezig is, kent waarschijnlijk veel meer collega’s dan mensen die maar één dag werken. Als je iets goed wilt implementeren, heb je dus mensen met werkervaring en een grotere contractomvang nodig.” 

Het proefschrift van Lambriex-Schmitz is hier te vinden. Omdat een proefschrift wat lang is, bracht ze ook een glossy met de belangrijkste bevindingen uit (“ook een vorm van duurzame implementatie”). De glossy is hier online te vinden. Wie een exemplaar wil toegestuurd krijgen, kan contact opnemen met Lambriex-Schmitz. 

Het kansen zien voor en creëren van ideeën komt daarentegen makkelijker bij mensen met minder werkervaring in het onderwijs, liet haar onderzoek zien. Wel zijn zij wat ouder. “Dat zijn met name de zij-instromers. Die komen van buiten en vragen bij iets wat anderen heel gewoon vinden: ‘waarom doen jullie het eigenlijk zo?’ Wil je iets vernieuwen, dan heb je dus ook mensen nodig die van ‘buiten’ komen.”

Belang van sociale veiligheid bij innovaties

Het leerklimaat binnen een werkomgeving is echter de belangrijkste factor voor de stimulering van het creatieve gedeelte van innovatief werkgedrag. Zaken zoals steun vanuit het management werden onder dat leerklimaat geschaard, maar evengoed de sociale en psychische veiligheid die medewerkers ervaren. “Staan mensen open voor verschillen? Durven we met elkaar te discussiëren? Worden nieuwe ideeën gewaardeerd? Dat soort vragen”, legt Lambriex-Schmitz uit. 

Sociale veiligheid stimuleert vooral het de eerste twee stappen van innovatief werkgedrag (kansen zien en ideeën bedenken). “Daarbij gaat het vooral om creatief durven zijn en met nieuwe ideeën te komen.”

Als een pilot mislukt, gaat er niemand dood

Het is belangrijk om docenten te betrekken bij vernieuwingen en hen experimenteerruimte te geven, zegt de onderzoeker op basis van haar proefschrift. “Ze moeten weten dat daarbij fouten gemaakt mogen worden, en in het onderwijs kan dat heel goed. Als een pilot daar mislukt, gaat er niemand dood. De onvoorziene bijvangst is vaak juist heel groot. Ik ben niet bang dat studenten niets leren als je als docent iets uitprobeert. Het gesprek met studenten aangaan over bepaalde keuzes en terugkijken op een proces, dat is juist zeer leerzaam We moeten dus niet zo krampachtig doen en zo bang zijn om in het onderwijs ook eens te experimenteren.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Zo krijgt men docenten vanuit de comfortzone naar de learning zone, denkt Lambriex-Schmitz, en blijven docenten ook leren. “Die learning zone is geen angstige zone, maar net een eindje buiten het comfort. Laat docenten dus op een stukje van hun onderwijs experimenteren en voor de rest varen op routines. Docenten zijn immers geen professionals die elke dag compleet blanco beginnen en eens zien wat er gaat gebeuren.”

Praktijkcasus bij Nederlandse universiteit

De hierboven genoemde onderzoeksresultaten komen voort uit de beantwoording van vragenlijsten. Dat betreft altijd een momentopname, beseft Lambriex-Schmitz – hoewel haar instrument betrouwbaar bleek. Toepassing en toetsing ervan door andere onderzoekers in Turkije en Griekenland onderstreepten die betrouwbaarheid. 

Niettemin wilde ze in haar onderzoek graag een praktijkcasus bestuderen. De keuze viel op een team aan een Nederlandse universiteit die een reeks losse cycli van lessen moesten omzetten naar een integratief model. Lambriex-Schmitz analyseerde geluidsopnames van de 19 vergaderingen die het team tijdens dit ontwikkeltraject hield.

Vrijwel geen aandacht voor duurzaamheid

De promovenda onderzocht welk soort uitingen van innovatief werkgedrag ze aantrof in de opnames. “Er werd enorm veel tijd besteed aan idee-generatie. Dat kon deels omdat ‘kansen zien voor innovaties’, de eerste stap in het proces van innovatief werkgedrag, voor die groep eigenlijk al was bepaald.”

Uiteindelijk ging zo’n negentig procent van de aandacht naar idee-generatie en idee-realisatie. “Dus weinig idee-promotie, en vrijwel geen aandacht voor duurzaamheid. Misschien hebben ze zich daarmee later nog beziggehouden, maar het is juist goed om vanaf de start van een innovatieproject rekening te houden met de duurzame implementatie ervan. Innovaties moeten in het DNA van zowel medewerkers als de organisatie belanden.”

Informeel meekijken soms even nuttig als cursus

Wellicht hielp het niet dat het door Lambriex-Schmitz geanalyseerde team een innovatie vormgaf die ze zelf niet hadden bedacht. “Dat zie je ook vaak met innovaties op grotere schaal. Pilots werken dan fantastisch, want die zijn vaak bedacht door iemand die het dan zelf op kleinere schaal gaat uitproberen. Bij de opschaling gaat het echter vaak mis: dan moet je ook andere mensen inzetten.” 

Wie een succesvolle pilot wil opschalen, moet dus wel twee keer nadenken over de duurzaamheid ervan. Een leidinggevende moet daarbij goed bedenken wie wanneer nodig is. “Je kunt opschalen soms het best klein beginnen, met twee of drie enthousiaste mensen die promotie maken voor een innovatie. Als je denkt ‘we moeten iets met x’, een workshop organiseert en dan verwacht dat elke docent het de volgende dag in de klas gebruikt – vergeet het maar.” 

Scholing en cursussen kunnen nuttig zijn, maar informeel meekijken bij een collega kan zeker zo effectief zijn, leert de ervaring van Lambriex-Schmitz. “Geef de een uren om een paar keer mee te kijken, geef de ander uren om een paar keer te begeleiden, en voilà, je hebt weer iemand die iets kan.” Zo makkelijk als dat klinkt, zo lastig kan het zijn om daarvoor HR-budgetten te krijgen. “Die worden vaak alleen uitgekeerd voor het volgen van een cursus of het bezoeken van een congres. Juist bij een congres is de kans echter groot dat je ter plekke heel geïnspireerd bent, maar je goede bedoelingen vergeten bent als je weer voor de klas staat.” 

Curriculum waarin docenten deels experimenteren

Als onderzoeker én leidinggevende van docenten weet Lambriex-Schmitz goed hoe ze innovatief werkgedrag kan bevorderen. Weten is echter één, het voor elkaar krijgen is twee. “Ik zit daar dubbel in. Ja, ik weet hoe het anders moet, en een heleboel dingen probeer ik anders te doen, maar tegelijkertijd zit ik vast aan financiële prikkels: een beperkt aantal uur voor alle taken. Ik heb een geweldig team, maar wel een klein team; de financiering is immers gebaseerd op studentenaantallen. De examencommissie, de academieraad, administratie – je moet het toch allemaal doen. Dat merkt mijn team ook.”

Ondertussen is haar team ook nog bezig met de blauwdruk voor een nieuw curriculum waarin veel meer vrije ruimte zit voor zowel studenten als docenten. “Ik wil dat docenten daarin een deel van de tijd samen met studenten experimenteren en tegelijkertijd van en met het werkveld blijven leren. We moeten namelijk niet de pretentie hebben dat we alle nieuwe ontwikkelingen vooraf in ons curriculum kunnen verwerken; daarvoor gaan de ontwikkelingen te snel.”

Ze is sowieso een warm pleitbezorger van een minder vol curriculum. “We moeten minder bang zijn. Nu hebben we de neiging dit, en dit, en dit, en dit erin te stoppen – maar dat alles maar in een curriculum zit, zegt niet dat het in het hoofd van een student terechtkomt. We moeten echt stoppen alles in een curriculum te proppen. Studenten en docenten worden er ongelukkig van, en als een deel van de stof toch niet beklijfd, kun je beter minder doen en meer ruimte laten voor toepassing en reflectie.”

Innovaties horen bij beroepsonderwijs

Eigenlijk is het proces van innovatief werkgedrag een cyclus die steeds moet worden doorlopen in het beroepsonderwijs. Om goed onderwijs te kunnen geven, moet een onderwijsteam innovatief zijn. Tegelijkertijd gaan ontwikkelingen zo snel dat er amper tijd is om ergens goed bij stil te staan, zegt Lambriex-Schmitz. 

“Als je echter weet welke elementen je nodig hebt om innovaties duurzaam te maken, waardoor de kans op mislukken kleiner is, helpt dat. Ik probeer studenten of ondersteunende diensten vanaf de start te betrekken en daardoor aan de voorkant een aantal dingen goed doen. De tijd en het geld dat we hebben geïnvesteerd in bijvoorbeeld een lesprogramma, gaan dan daarna niet zomaar verloren.”

Docenten zijn superhelden

Docenten moeten echter al zo veel, weet de Limburgse ook als geen ander. “Blended learning, flexibilisering, de AVG, studentenwelzijn, vakdidactiek, de Sustainable Development Goals – waar komt het allemaal bij elkaar? De docent. Die moet het allemaal doen. ‘Hoe dan?’, zou ik bijna willen zeggen. Er wordt al heel hard gewerkt binnen het hbo. Docenten hier voelen zich dermate verantwoordelijk voor het leerproces van studenten, dat het voor hen eigenlijk normaal is om extra uren te werken.” 

Ze zou willen dat iedereen met kritiek op docenten eens een week kwam meelopen. Die komt dan tot dezelfde conclusie als zij: “Docenten zijn superhelden.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK