‘Leer bij onderwijsinnovatie denken op lange termijn’
“Dertig jaar geleden vroegen we ons af: ‘kunnen we wat we willen?’ Die vraag is inmiddels omgedraaid: ‘willen we wat we kunnen?’”, zo hield Rudy van Belkom de aanwezigen voor tijdens de Onderwijsdagen van SURF. Van Belkom is directeur van de Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT).
“Technologisch gezien is er heel veel mogelijk, maar steeds vaker moeten we ons afvragen of we dat wel willen. Dat geldt ook voor het gebruik van technologie in het onderwijs”, vertelde hij. Waar de een het gebruik van 3D-brillen in het onderwijs als aanwinst ziet, maakt de ander zich zorgen over het afsluiten van alle andere zintuigen en het onderlinge contact met andere leerlingen of studenten. Ook op het gebruik van ChatGPT in het onderwijs bestaan verschillende visies.
Onderwijsinnovatie betreft ook sociale context
De reacties op zulke technologische ontwikkelingen komen echter al rijkelijk laat, liet Van Belkom zien. Zo werd al in 1935 nagedacht over Massive Open Online Courses, de zogeheten MOOCs, en een taalprogramma zoals ChatGPT werd in 1964 al gevisualiseerd als een ‘The Answer Machine’. “Toch denken we nu pas: ‘Oei, een slimme chatbot, wat moeten we daarmee?”
De mens denkt vooral op de korte termijn, aldus Van Belkom. De invloed van een toepassing zoals ChatGPT op de korte termijn wordt overschat, terwijl de invloed op de lange termijn wordt onderschat. Daarnaast hebben we bij het vooruitblikken op de invloed van technologische innovaties last van culturele blinde vlek.
De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.
“In de jaren ’50 konden we ons bijvoorbeeld wel voorstellen dat we mobiele telefoons zouden hebben, maar niet dat gehuwde vrouwen zich op de werkvloer zouden begeven. Bij het denken over de toekomst hebben we het vaak vooral over de technologische mogelijkheden, maar vergeten we dat de sociale context ook verandert.”
Wie nadenkt over technologische ontwikkelingen in het onderwijs, moet zich ook de veranderingen in de sociale context voorstellen, benadrukte Van Belkom. “Technologie ontwikkelt zich altijd in interactie met de sociale omgeving, nooit op zichzelf.”
Welk soort onderwijs willen we eigenlijk?
De toekomst is niet echt voorspelbaar. Daarom is het belangrijk om meerdere beelden van de toekomst te hebben, aldus Van Belkom. Hij noemde er vier: mogelijke, wenselijke, waarschijnlijke en plausibele toekomsten.
“Een waarschijnlijk toekomstbeeld op de arbeidsmarkt is bijvoorbeeld het aanhouden van de krapte en de behoefte aan omscholing. Hanteer je een plausibel toekomstbeeld, dan rek je de onzekerheid wat op en zie je dat de krapte op de arbeidsmarkt meer ruimte laat voor technologie. Als een chef-kok een bord opmaakt, kan een robotarm dat kopiëren en het vervolgens veel efficiënter doen.” Een ‘mogelijk toekomstbeeld’ zou wegens de komst van een basisinkomen een veel minder prominente rol voor arbeid kunnen hebben.
“We kunnen ons echter ook afvragen: ‘welk soort toekomst willen we eigenlijk?’” In plaats van te vragen welke vaardigheden de huidige studenten over een bepaald aantal jaar nodig hebben, zouden we dan vragen welke vaardigheden het hoger onderwijs studenten met het oog op die tijd wil meegeven. “De manier waarop mensen in hun levensonderhoud voorzien, heeft immers veel invloed op het soort samenleving waarin je leeft – bijvoorbeeld met meer aandacht voor welzijn dan welvaart.”
Onderwijsinnovatie vraagt om divers team
Om zo’n gewenste toekomst te verwezenlijken, zijn grofweg twee types nodig: bouwers en vormers. Bouwers beginnen bij de actuele situatie en werken vandaaruit stap voor stap naar het gewenste resultaat. Zo worden urgente problemen meteen aangepakt, maar ontbreekt het tegelijkertijd snel aan visie op de lange termijn. Vormers redeneren vanuit het gewenste resultaat en bedenken vandaaruit wat nu moet worden gedaan om dat resultaat te bereiken. Bij hen zijn het de belangrijke problemen die aandacht krijgen, waardoor de urgente problemen wellicht worden genegeerd.
Teams in het hoger onderwijs die zich bezighouden met technologische ontwikkelingen en onderwijsinnovatie hebben daarom het best beide types in huis, aldus Van Belkom. Hij bepleitte om zulke teams ook een mandaat te geven. “Het moet geen hobbyclub zijn die mag spelen met blended learning terwijl de rest zich afzijdig houdt. Het is juist belangrijk om de gehele organisatie te betrekken en te zorgen voor brede terugkoppeling op de plannen die een innovatieteam maakt.”
Meest Gelezen
Wederom intimidatie van journalisten door universiteit, nu in Delft
‘Burgerschapsonderwijs moet ook verplicht worden in hbo en wo’
Extra geld voor bètafaculteiten is daar nooit terechtgekomen
Raad van State: laat taaltoets nog niet gelden voor hbo-opleidingen
Vrouwen houden universiteit draaiende, maar krijgen daarvoor geen waardering