Vertrouwen en handhaven

Nieuws | de redactie
28 januari 2013 | “Er is een bredere maatschappelijke trend die vraagt om meer toezicht en meer afrekenen. Bijna iedereen leek lid te willen worden van de PVDH: de Partij van de Handhaving.” Paul Zevenbergen (vice-vz NVAO) vraagt om realiteitszin én vermogen tot zelfkritiek in HBO en WO.

Zevenbergen hield een ‘hagenpreek’ voor de verzamelde juridische opleidingen en ging er ondubbelzinnig in op de voor velen toch nog verrassende zeer zuinige beoordeling die deze opleidingen ontvingen bij hun recente accreditatie. Hij nam het enerzijds voor de bekritiseerden op, maar gaf tegelijkertijd aan, dat een accreditatie deel is van een proces en ontwikkeling naar een echte kwaliteitscultuur. “Grootschalig onderwijs is kwetsbaar, als we kijken naar de fundamenten van goed onderwijs. Hoe maak je grootschalig onderwijs uitdagend, intensief? Hoe ontstaat daarin een goede kwaliteits- en studiecultuur?”

U leest zijn betoog hier  

‘Een preek, en zeker een hagenpreek, stelt dingen aan de kaak. In ‘prekentaal’ spreekt men van beklagen. Dat is wat anders dan klagen of zelfs aanklagen, zeker in de juridische betekenis van het woord. Dat is ook nadrukkelijk niet mijn bedoeling. Een preek bevat oproepen tot verbetering ten goede van ons allemaal.

Daar zit natuurlijk iets gemakkelijks in. Vanaf de kansel, liefst met vermanend geheven vinger, de goegemeente er op wijzen wat beter kan en hen er op aanspreken wat beter moet. Ik ben mij er zeer van bewust: kwaliteit beoordelen is moeilijk, kwaliteit leveren is vele malen moeilijker. Een preek moet ook bemoedigen en ik hoop ook dat te doen.

Aan mijn betrokkenheid bij de accreditaties van de rechtenopleidingen heb ik te danken dat ik u hier nu mag toespreken, zelfs toepreken.

Uitdaging van brede instroom

De beoordeling van de rechtenopleidingen is geweest en ik wil daar niet in detail op terugkijken. Wel is mij in de diverse en soms indringende gesprekken opgevallen de grote betrokkenheid van docenten en decanen en ook van de rectoren. En de gehechtheid aan de eigen autonomie. De drive om het goed te doen in een context die niet eenvoudig is. Geld speelt al gauw een rol als je het onderwijs wilt intensiveren, het studiesucces vergroten. Daarvoor mag u van een econoom als ik toch ten minste begrip verwachten.

Ik hoef u niet te vertellen over de uitdagingen van de grote, brede en diverse instroom. Divers qua talenten, motivatie en achtergrond. Ook is mij gebleken de diversiteit in de aanpak binnen de verschillende rechtenfaculteiten. Deze diversiteit betekent ook verbeterpotentieel, want van verschillen kun je leren. Dit jaarcongres helpt daarbij. Bemoedigend dus!

Perspectief verbreden

Niet zo zeer terugkijken, maar het perspectief verbreden en naar de toekomst richten. Dat ga ik doen door een aantal onderwijsthema’s of -dilemma’s te bespreken die bij de beoordeling van de rechtenopleidingen ook langskwamen. Ik noem ze kort:

-Beeld en werkelijkheid

-Goed onderwijs en grote getallen

-Brede toegankelijkheid en studiesucces

-Academische vorming en arbeidsmarktoriëntatie

-De genade en de zes

-Vertrouwen en verifiëren; of zelfs falsifiëren?

Beeld en werkelijkheid

Toen ik niet lang na mijn aantreden in het NVAO-bestuur kennis maakte met Sijbolt Noorda deed hij een uitspraak die mij zeer trof en ik mij herinner als volgt: het Nederlands hoger onderwijs presteert beter dan de beeldvorming, maar minder dan de eigen ambities. U kent Sijbolt waarschijnlijk ook als een zeer overtuigend mens, daardoor prikkelde hij mij des te meer om zijn uitspraak nader te onderzoeken.

Hij heeft gelijk, in ieder geval voor het eerste deel van zijn stelling. Het hoger onderwijs presteert beter dan de beeldvorming. Uit alle duizenden opleidingsbeoordelingen van de afgelopen jaren, uit internationale vergelijkingen en ook uit de ranglijstjes komen overtuigende aanwijzingen dat het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen dooreen genomen echt aan de maat is. En zelfs meer. Misschien voor open doel, er zijn hier in Leiden vier advanced law studies die van een zeer internationaal expertpanel op álle standaarden het oordeel excellent hebben gekregen. Alstublieft! Bemoedigend toch?

Maar er zijn aandachtspunten, serieuze en weerbarstige aandachtspunten. Die zitten vooral, maar niet alleen, in de grote bacheloropleidingen. Zoals de rechtenopleidingen. Maar ook bij bijvoorbeeld economie en psychologie. De onderwijsuitdagingen van grote opleidingen brengen mij op het volgende onderwijsdilemma.

Goed onderwijs en grote getallen

Over wat goed onderwijs is, valt heel veel te zeggen. En nog veel en veel meer te preken. Dat laatste gebeurt naar mijn smaak dan ook wel eens wat te veel. Het is net als met voetbal: Nederland telt 17 miljoen onderwijscoaches. Dat zijn nogal wat onderwijsopvattingen bij elkaar. Toch zijn er enige wezenlijke kenmerken van goed onderwijs te noemen.

-Goed onderwijs is intensief en daagt uit (studenten en docenten).

-Goed onderwijs vergt een goede kwaliteitscultuur en een goede studiecultuur.

-Goed onderwijs heeft excellentie nodig, maar niet álles hoeft excellent te zijn.

-Goed onderwijs benut de grote kansen van nieuwe technieken en nieuwe media.

-En ja: goed onderwijs kost geld.

Goed onderwijs leidt ook tot goede resultaten. Mits! Mits ook de studenten hun aandeel in goed onderwijs leveren. De studiecultuur en de studie-inzet waar ik het net over had. Goed onderwijs en goede studiezin gaan hand in hand, zij zetten elkaar in de lift. Maar kunnen elkaar ook in een negatieve spiraal brengen.

Ook hier moeten we oppassen voor beeldvorming. Beeldvorming van saaie, niet uitdagende massacolleges. Beeldvorming van ongeïnteresseerde, smartphonende smikkelende studenten. Het is heel terecht dat gekeken wordt naar de mogelijkheden van nieuwe media. Niet óf óf, maar én én. Oude en nieuwe vormen van onderwijsgeven kunnen en moeten gecombineerd worden. Mens en media horen bij elkaar.

Als we deze combinatie intelligent maken, hoeven we ons niet blind te staren op het aantal studenten per docent, het aantal contacturen per week. Naast kwantiteiten gaat het om kwaliteiten. Wel heel treffend dat ik gister in de krant las dat er onverwacht grote belangstelling is voor een massive open online course (MOOC) hier in Leiden over het recht van de Europese Unie. Gratis online colleges, afgesloten met een examen.

Grootschalig onderwijs is kwetsbaar, als we kijken naar de fundamenten van goed onderwijs. Hoe maak je grootschalig onderwijs uitdagend, intensief? Hoe ontstaat daarin een goede kwaliteits- en studiecultuur? In de workshops, waar ik mij zeer bewust voor heb ingeschreven, zijn veel inspirerende ideeën, plannen en lopende initiatieven langsgekomen. Allez, opnieuw bemoedigend!

Brede toegankelijkheid en rendement

Brede toegankelijkheid van ons hoger onderwijs is een groot goed. Ook hier durf ik te stellen dat wij in Nederland en Vlaanderen het internationaal goed doen in het combineren van brede toegankelijkheid en een hoog niveau. Er wordt wel gesproken van een hoogvlakte, zonder uitgesproken pieken. Over dat laatste zou ik in ander verband nog wel eens willen discussiëren. Los daarvan heb ik liever onze hoogvlakte, dan een landschap van hoge toppen en diepe dalen. Om niet te spreken van enige fraaie penthouses en grote muffe kelders, met brak walmende opleidingen en zwart rokende diploma mills, die hier nooit geaccrediteerd zouden worden en dus ook niet bestaan.

Er ontstaat meer discussie en pleidooi voor selectie aan de poort. Ik zie meer in selectie ná de poort. Op basis van getoonde studieresultaten en voortgang, maar ook rekening houdend met individuele omstandigheden van de student. Want voor de poort is veel minder sprake van aangetóónde, maar veeleer van aangenómen kwaliteit. Op basis van indicatoren wier validiteit nogal onderwerp van discussie is en ook niet altijd eenduidig vast te stellen, laat staan te meten.

Matching is beter, maar moeilijker. Want hoe doe je dat en is die inspanning menselijkerwijs te leveren met instroomaantallen, zoals in de rechtenopleidingen? Ook hier heb ik concrete initiatieven en instrumenten gezien, dan wel ontwikkeld zien worden. Bijvoorbeeld instrumenten die gebruik maken van nieuwe media en online community-vorming. De bemoedigingsbarometer stijgt weer wat strepen.

Let op Erasmus

Ook interessant zijn de ervaringen bij de Erasmus Universiteit. Een bindend studieadvies van de volle 60 EC in het eerste jaar, gecombineerd met een toetssysteem met minder herkansingen, maar wel enige compensatiemogelijkheden. Het is denk ik nog wat vroeg voor algemene conclusies. Wat mij is bijgebleven, is dat met een vergelijkbaar studiesucces, studenten veel éérder hun eerste jaar volledig halen.

Dat lijkt mij winst. Als student heb je meer tijd voor het vervolg van je studie. En voor nevenactiviteiten. Of kun je je studie eerder afronden. In het onverhoopte geval weet je eerder dat de gekozen studie niet voor jou blijkt te zijn en kun je eerder een andere keuze maken. Voor de instellingen is het positieve dat de studierendementen omhoog gaan. Laat dat nu al enige jaren één van de aandachtspunten bij veel rechtenopleidingen zijn gebleken. Natuurlijk staat hier tegenover de beduidend grotere druk op studenten in het eerste jaar.

Wist u overigens dat de discussie over studieduur een tamelijk Nederlandse aangelegenheid is? Bijvoorbeeld in Vlaanderen ís nominaal normaal! En overschrijding uitzondering. Voor alle duidelijkheid: onderwijs is meer dan studenten zo snel mogelijk klaarstomen voor hun einddiploma. Dat brengt mij op het volgende onderwijsdilemma.

Academische vorming en arbeidsmarktoriëntatie

Hamvraag is natuurlijk: wat moet een student kunnen en kennen als die is afgestudeerd? In mijn gesprekken rond de beoordeling van de rechtenopleidingen kwam vaak aan bod: “wat vraagt de arbeidsmarkt van afgestudeerde juristen?”. Concreet spelen hier de vereisten voor de zogeheten togaberoepen. In deze discussie wil ik mij niet mengen. Wel zie ik in algemenere zin het dilemma, of moet ik zeggen: verwachtingskloof, tussen academische vorming en arbeidsmarktoriëntatie.

Oud-collega Karl Dittrich verwoordde het kernachtig tijdens de VSNU-studiedag over academische vorming in december: “het accent ligt nogal eens op de korte termijn valorisatie.” De opleiding moet liefst direct of anders zo snel mogelijk concreet opleveren voor de arbeidsmarkt en voor de economie.

Natuurlijk moet onderwijs wat opleveren. Wat mij betreft als motor voor de maatschappelijke en persoonlijke ontwikkeling. Dat vergt van de student een breder perspectief dan alleen het eigen vakgebied. Dat vakgebied moet natuurlijk goed en gedegen worden onderwezen. Daarnaast moet de student kritisch, onderzoekend en creatief kunnen kijken en denken, ook naar zichzelf. Dat is nodig om grote maatschappelijke en ook economische vraagstukken succesvol tegemoet te treden.

Dat is bij uitstek voor juristen van groot belang. Zij komen immers terecht in en rond de rechterlijke macht, beleidsfuncties en leidinggevende posities. En natuurlijk in onderwijs en wetenschap! Van mensen in dergelijke posities mag je veel verwachten. “Bildung” lijkt het nieuwste buzzword. Een terecht thema, hopelijk wel in een betere vertaling.

Daarnaast kan ik als econoom niet nalaten om te zeggen: onderzoekende, kritische, creatieve hogeropgeleiden, die breder kunnen en willen kijken dan hun eigen vakgebied en hun eigen leefwereld vormen een belangrijke concurrentievoordeel ten opzichte van de nieuwe opkomende economieën. Een lange termijn concurrentievoordeel. En daar hebben we, in combinatie met gedegen vakmanschap op hoog niveau, het meeste aan. Hoog niveau, wat is dat? Ziedaar het volgende thema.

De genade en de zes

In vrijwel alle gesprekken over hoger onderwijs is komt de genade zes ter sprake. Een actieve onderwijsjournalist vroeg mij of de NVAO aan de rechtenopleidingen een genade zesje had gegeven met het verlenen van accreditatie. Want er waren door de commissie van deskundigen toch nogal wat opmerkingen gemaakt. Dat kan toch allemaal niet zomaar!

Dames en heren, de geaccrediteerde rechtenopleidingen hebben géén genade zes gekregen!. Accreditatie wordt verleend als een opleiding aan de maat is. En niet als die met de hakken over de sloot gaat. Mijn oordeel over de genade zes is genadeloos. De genade zes is aan alle kanten fout: slecht voor het onderwijsniveau, slecht voor de student en diens diploma, slecht voor de docent-wetenschapper en diens beroepseer en slecht voor de reputatie van het hoger onderwijs. Een zes dient te betekenen: aan de maat, zonder enige twijfel! Natuurlijk is een acht of negen nog veel mooier. En prima om naar te streven. Maar de zes mag niet ter discussie staan.

Ik sprak een student die grapte: “Een zes? Dat is een studenten-tien!” Draai die eens om: een tien is een studenten-zes. Dat is natuurlijk erg overdreven, maar geeft wel de richting van mijn denken aan. Niet met de hakken over de sloot, maar overtuigend naar de goede kant. Na zo vele jaren ervaring mag van het hoger onderwijs verwacht worden dat de juiste cesuur wordt gelegd. Idem van de NVAO en de commissie van deskundigen als het om de kwaliteit van opleidingen gaat. Sterker nog: daarop moet iedereen kunnen vertrouwen. En dat is de opmaat naar het laatste dilemma.

Vertrouwen en handhaven

Vertrouwen in het hoger onderwijs. De kwaliteit van diploma’s. U kent deze en vergelijkbare thema’s allemaal. Er is een bredere maatschappelijke trend die vraagt om meer toezicht, meer garanties, meer zekerheid, meer verantwoorden en meer afrekenen. Bijna iedereen leek lid te willen worden van de PVDH: de Partij van de Handhaving. Dit zien we ook rond de onderwijskwaliteit.

Ja, er hebben zich een aantal zeer lamentabele perikelen voorgedaan. Ongetwijfeld zijn er ook nu ergens zaken die we echt liever anders zien. En dat zal ook in de toekomst zo zijn. Op al deze zaken moeten we actie nemen. Dat is in de meeste gevallen ook heel overtuigend gebeurd. En dat gebeurt ‘as we speak’.

Maar laten we oppassen om het héle hoger onderwijs aan dit soort perikelen op te hangen. En perikelen beschouwen als falsificatoren van DE kwaliteit van HET hoger onderwijs. Platter gezegd: het is niet goed of het deugt niet. Dat is onterecht. En het helpt niet echt. De over-overgrote meerderheid van docenten, wetenschappers managers en bestuurders staat niet ’s morgens op met de bedoeling er die dag een bende van te maken. En diezelfde grote meerderheid máákt er ook geen potje van.

Het accreditatiestelsel is fundamenteel gebaseerd op vertrouwen. Verdiend vertrouwen, dat wel. Ik kan mij voorstellen dat er meer waarborgen moeten komen dat tussentijds zaken niet uit de rails lopen. De beste waarborg daarvoor is een goed ontwikkelde kwaliteitscultuur bij de opleidingen in de instellingen. Want onderwijs ontwikkelt zich in de instelling door de docenten en wetenschappers met de studenten. Dat kan en moet toch goed kunnen gaan zonder intensief tussentijds extern toezicht? Misschien helpt een eigen verklaring van de instelling dat de onderwijskwaliteit in de periode na accreditatie niet onder het niveau zal komen dat is aangetroffen bij de accreditatie?

Kans op stapeling en complicaties

De nu voorliggende wet kwaliteitsborging hoger onderwijs bevat goede elementen, maar over meer extern toezicht twijfel ik. Hoe meer er door verschillende brillen naar dezelfde zaak wordt gekeken, hoe groter de kans op complicaties en termen van stapeling en zo. Ik denk dat wij met de huidige regelgeving en het daarop gebaseerde instrumentarium onze taken goed kunnen vervullen. Anticiperend op deze wet hebben NVAO en Inspectie wel goede werkafspraken gemaakt om dubbelingen zoveel mogelijk te voorkomen.

Dames en heren, ik ga mogelijk naar het randje van mijn preekruimte. Bij de accreditatie van de rechtenopleidingen, maar dit gaat breder, heb ik gemerkt, dat er in nogal wat gevallen tamelijk defensief werd gereageerd. Mij werd op een aantal punten de les gelezen en de vraag gesteld waar de NVAO zich tussen accreditatiemomenten in mee wilde bemoeien? Vanuit ándere hoeken kreeg ik de vraag, zo niet oproep, of het nu niet eens tijd werd dat de NVAO de tanden liet zien. “De kat de bel aanbinden”, zei niet de minste in hogeronderwijsland. Zie daar het spanningsveld waarin de NVAO werkt, de delicate combinatie van vertrouwen en verifiëren. En de luider geworden roep om handhaving.

Ontwikkelpad of hordenloop?

Handhaven is goed, verbeteren is beter. U en iedereen mag van ons, NVAO, onafhankelijke, goed gefundeerde, faire besluiten verwachten, gebaseerd op eveneens onafhankelijke, goed gefundeerde deskundige oordelen van uw eigen peers. U mag van ons verwachten dat wij niet op uw stoel gaan zitten. U mag van ons verwachten dat een beoordeling geen afrekening is of wordt.

Dat geeft u de meeste ruimte en een goede impuls om uw primaire verantwoordelijkheid voor onderwijskwaliteit te nemen. Wij verwachten dát u die verantwoordelijkheid neemt en aanspreekbaar bent op wat u bereikt. Het accreditatiestelsel moet niet een hordenloop zijn, met eens in de zes jaar: “spring!”, maar een ontwikkelpad van continue kwaliteitsontwikkeling.

Dit vergt van u en van ons een gezamenlijke inspanning voor goed onderwijs aan ons aanstormende talent. Ieder vanuit zijn eigen kunnen en verantwoordelijkheden. Als docent, als student, als onderzoeker, als manager, als bestuurder, als kwaliteitsbeoordelaar. Vanuit vertrouwen in elkaar en in ons gezamenlijk kunnen.’


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK