“Leg dát maar eens uit aan de Nederlanders”

Nieuws | door Ruben Claesen
21 juni 2017 | Voor de Vlaamse hogescholen zouden er eigenlijk rustiger tijden moeten aanbreken, nu verschillende hogeschoolopleidingen eindelijk zijn overgedragen aan de universiteiten. Toch worstelt Pascale de Groote (vz. hogescholenkoepel Vlhora) met een enigszins wrang gevoel: “Die opleidingen boeten in qua praktijkgerichtheid.”

We schrijven eind jaren ‘90. Door de Bolognaverklaring, dat het Europees onderwijs moet stroomlijnen, realiseert Vlaanderen zich dat haar hoger onderwijs voor de grootste hervorming ooit staat. Universiteiten en hogescholen moeten voortaan hun krachten bundelen, zowel inhoudelijk als institutioneel. Met die ambitie in het achterhoofd worden de vijf associaties geboren.

Het doel lijkt eenvoudig: elke hogeschool moet zich verbinden met één enkele universiteit om zo de eigen opleidingen verder te academiseren Dat wil zeggen: het intensifiëren van de verwevenheid tussen onderzoek en onderwijs, zonder de praktijkfocus van de hogeschool uit het oog te verliezen.

Later, in 2003, valt de beslissing dat de hogescholen hun academische opleidingen – zowel bachelor als master – moeten voorbereiden op een overdracht aan hun universiteit-associatiepartner. Oftewel in vakjargon: inkanteling. Zo wil Vlaanderen ook zijn hoger onderwijs puriteinser indelen. Een strikter binair stelsel was de wensdroom: professioneel onderzoek en onderwijs horen aan de hogeschool, de academische evenknieën horen aan de universiteit.

Dat proces is tien jaar later, in 2013, voltrokken. Enkel de kunstenopleidingen mogen, als enige op hogeschoolniveau en na bijzonder lang beraad, nog academische bachelor- en masteropleidingen inrichten.

ZAAIEN

Pascale de Groote is dan ook de geknipte vrouw om een stand van zaken op te maken van de Vlaamse hogescholen. Ze kent beide werelden – want heeft aan de Gentse universiteit gestudeerd – is van opleiding danseres, leidde twaalf jaar lang het Koninklijk Conservatorium Antwerpen en is sinds 2013 de eerste algemeen directeur van de gefuseerde Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen. Eind 2016 werd ze verkozen als voorzitter van Vlaamse Hogescholenraad, afgekort Vlhora.

Bent u tevreden met het resultaat van de striktere scheiding?

Pascale de Groote: “Laat ik allereerst stellen dat de academisering een zeer zinvol proces was. Toen was er binnen onze hogeschool echt nog die kruisbestuiving tussen de verschillende professionele en academische aanverwante opleidingen. De expertiseontwikkeling was enorm en is door de inkanteling van sommige opleidingen in de universiteit – ik pleeg dat ook weleens uitkanteling te noemen – allerminst stopgezet, al verloopt ze nu wel minder automatisch.”

Hoe is het onderzoek precies aangedreven in de hogescholen?

“Ik spreek nu enkel voor mijn eigen hogeschool: door de competitiviteit op de drijven voor de grotere praktijkgerichte onderzoeksprojecten, en dat in nauwe samenwerking met alle denkbare partners. Steevast betrekken wij de academische en bedrijfswereld, de zorg- en cultuursector, noem maar op, in onze jury’s voor onderzoeksprojecten en partnerschappen. Daarnaast hielden we voldoende middelen opzij voor opleidingen die hun onderzoek nog wat moesten ontwikkelen; laat ik dat zaaigeld noemen.

Een volgende stap was middelen voorzien voor multidisciplinaire projecten. Zo hebben onze medewerkers hun blik verruimd en is iedereen doordrongen geraakt van de focus op onderzoek. Natuurlijk komt dat ook tot uiting in het onderwijs: dat is meerlagig, beschouwender en kritischer. Wij verwachten geen lijvige onderzoekspapers van onze studenten, maar aan hun praktijkgerichte bachelorproef [bachelorscriptie, red] is toch wel steeds enige reflectie gekoppeld.”

HIAAT

Probeert u er eens de vinger op te leggen: wat is nu het onderscheid tussen academisch en praktijkgericht onderzoek?

“Ons vertrekpunt is de praktijk. Wij proberen oplossingen aan te dragen voor vragen die zich stellen in het werkveld, er zelfs op te anticiperen nog voor het werkveld zich die vragen gesteld heeft. Een theoreticus zou in de loop van het onderzoek misschien in moeilijkheden komen, omdat je net heel goed de praktijkzijde moet beheersen om het onderzoek te volbrengen. In de kunsten is het net zo: ervaring als praktijkdeskundige is een meerwaarde.”

“Het klopt, er is geen duidelijke grens tussen praktijkgericht en academisch onderzoek. Ook aan de universiteit zijn er opleidingen, zeker de ingekantelde, die erg op de praktijk gericht zijn, maar daar is het geen conditio sine qua non. Bij ons wel. Ons onderzoek heeft dan ook een ander profiel: het is sneller en praktischer toepasbaar, en daarom heeft het mogelijk ook sneller een impact dan academische onderzoeken. Let op: wij vinden het warm water niet opnieuw uit; academisch en praktijkgericht onderzoek vullen elkaar aan, maar concurreren niet echt met elkaar. Wij doen nauwelijks onderzoek waar geen universitaire of andere partner bij betrokken is.”

Betekent de inkanteling van verschillende hogeschoolopleidingen in de universiteit een verarming voor de hogeschool?

“Veeleer voor de student en het werkveld. Ik spreek nu opnieuw in eigen naam: er is een zeer grote fout gemaakt bij die inkanteling. Het gaat gewoon om een verlegging van cesuur. Ik vind het eigenlijk een belachelijke operatie. Vanaf dag één had ik ervoor gewaarschuwd: die ingekantelde opleidingen verliezen hun praktijkgerichtheid! Ze moeten nu immers aan alle universitaire eisen, ook voor onderzoek, voldoen. Sterker nog, zo creëren we een hiaat: de praktijkgerichte opleiding op masterniveau is nu verdwenen. Daarom – nogmaals: wat ik hier zeg is voor eigen rekening – ben ik voorstander van professionele masters aan de hogescholen. In Vlaanderen bestaat dat immers vooralsnog niet, en ook het werkveld is steeds meer vragende partij.”

“Neem nu de industriële ingenieurs, vroeger een academische hogeschoolopleiding. Ten eerste is er géén stijging van nieuwe studenten te noteren en bovendien vervaagt de specificiteit van de opleiding. De onderzoeksvaardigheden moeten voldoen aan een academisch niveau, dus versmelt de beroepsuitkomst van die opleiding met die van de burgerlijke ingenieurs. Net die unieke authenticiteit en beroepsgerichtheid aan de hogeschool maakte die opleiding zo succesvol.”

“En het maakt het ook niet makkelijker. Voor onderzoeksprojecten moeten we vandaag op zoek naar externe partners terwijl we die vroeger, letterlijk fysiek, in eigen huis hadden. Persoonlijk vind ik het een rare operatie die aan haar doel voorbijgaat.”

DAMOCLES

Uw voorganger als Vlhora-voorzitter, Johan Veeckman, bekritiseerde enkele jaren geleden nog de moeilijke toegang naar onderzoeksfinanciering. “Al te vaak worden zitjes, verdeeld op basis van associaties, volledig of grotendeels ingenomen door vertegenwoordigers uit de universiteiten”, stelde hij. Gaat die kritiek nog steeds op?

“Er zijn vandaag nog steeds heel veel bronnen aan onderzoeksmiddelen waar de hogescholen zich niet zomaar aan kunnen laven. Zo zijn ze in de bevoegde raden nog steeds ondervertegenwoordigd, zoals in het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO, belangrijkste financieringsbron voor wetenschappelijk onderzoek in Vlaanderen, nvdr). Bovendien moeten financieringsaanvragen voor onderzoek steeds via een universitaire mentor of promotor verlopen. Voor de kunsten – als enige expert in hun onderzoek – is dat nog dramatischer: zij leveren masters af en, in samenwerking met universiteiten, zelfs doctoraten. Zij hebben die middelen nodig om hun onderzoek, dat trouwens wereldtop is, nog verder te ontwikkelen. Op dat vlak zijn de hogescholen zeker achtergesteld.”

“De criteria voor onderzoeksfinanciering aanpassen zodat ook praktijk- en kunstonderzoek mee kunnen profiteren, zo moeilijk kan dat toch niet zijn? Op basis van peer review zal kwaliteit immers altijd bovendrijven.”

Onderzoek aan de Vlaamse universiteit kampt met flink wat nevenverschijnselen. Onderzoekers kampen met burn-outs en depressies, het adagium luidt ‘publish or perish’ en wetenschapsfraude is evenmin ondenkbaar. Hoe gaat het eraan toe aan de hogeschool?

“Voorlopig is dat geen enkel probleem. Immers: (fluistert) hebt ge gezien hoeveel onderzoeksmiddelen wij hebben? Ongelooflijk weinig! De druk is dan ook onvergelijkbaar. Wat wil je, met een budget van 27 miljoen euro aan Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek voor 13 hogescholen en 122.000 studenten. Dat zijn, tussen haakjes, ongeveer evenveel studenten als aan de universiteiten.”

“Onderzoek wordt door onze mensen gezien als een kans. Van een academisch zwaard van Damocles is bij ons absoluut geen sprake. Wel integendeel, ze vinden het jammer als ze geen financiering binnenhalen voor hun project. En geloof me: omdat we zo weinig middelen hebben, moeten we onderzoekers vaak teleurstellen, dat kan niet anders.”

Heerst er een zeker dedain ten overstaan van professioneel hoger onderwijs?

“Zo is het nu eenmaal een beetje gecreëerd. Neem nu het Europees kwalificatieraamwerk dat de verscheidene onderwijsniveaus harmoniseert: bachelor is niveau zes, master is niveau zeven. Waarom een ladder als Europees kwalificatiesysteem, met sporten van vijf tot acht? Van oudsher geldt kennis als belangrijker dan kunde in de West-Europese maatschappij. Dedain is misschien overdreven, maar toch merk ik vaak dat onze instellingen bekeken worden als: het is maar een hogeschool.”

“Ik spreek opnieuw voor mezelf: ik vind het bijzonder ergerlijk dat het bachelorniveau van niveau 6 en het masterniveau van niveau 7 niet als verschillende profielen, maar als verschillende kwaliteitsniveaus worden benaderd. (Nadrukkelijk/met klem) Wij leiden andere profielen op dan aan de universiteit, geen mindere! Ik kan me daar werkelijk blauw aan ergeren. Die ladder moet dringend horizontaal, want de maatschappij heeft nood aan alle niveaus die trouwens even valabel zijn.”

“Weet je trouwens wat nog zo’n gedateerde opdeling is? Ons onderscheid tussen professionele en academische bachelors. Ik nodig je uit om dat in Nederland, ja zelfs in heel Europa uit te gaan leggen. Elders kent men dat niet! Wanneer masterstudenten in de kunsten in Vlaanderen komen studeren, moeten wij dus werkelijk nagaan of hun behaald bachelordiploma, dat overigens geen enkel dergelijk epitheton heeft meegekregen, nu van professioneel of academisch niveau is om zo te bepalen hoe hun doorstroming naar de universiteit zal verlopen: via een voorbereidings- dan wel een schakelprogramma. Dat is nog zo’n constructiefout.”

MARKTAANDEEL

Is het moeilijk om voet aan wal te krijgen in de onderwijsactualiteit, die toch voornamelijk gedomineerd wordt door de universiteiten? Krijgen jullie je behoeftes overgemaakt aan media en politiek?

“We putten allebei geld uit dezelfde, gesloten onderwijsenveloppe-/begroting. Zo is de overheidstoelage per voltijdse hogeschoolstudent sinds 2009 gedaald met zestien procent. De conjunctuur staat niet toe dat we extra middelen voor hoger onderwijs kunnen verwachten. Iedereen weet: krijgt iemand extra middelen, dan moeten ze elders dikwijls verdwijnen. Wij als Vlhora weten dat complete consensus tussen universiteit en hogeschool niet mogelijk is, omdat onze belangen soms volstrekt tegengesteld zijn. Die grote competitiviteit vinden wij problematisch.”

Hoe moet die competitie verminderen?

“Door een ander financieringsmechanisme. Voor de duidelijkheid: iedereen beseft wel dat er een relatie moet zijn tussen inhoud, studentenaantal en de daarvoor uitgetrokken middelen, maar nu … nu weegt de evolutie van de studentenaantallen te veel door. Alles draait immers om het marktaandeel qua studenten. Een hogeschool kan bijvoorbeeld veel meer studenten aantrekken, maar als de andere hogescholen dat ook doen en, wie weet, nog méér stijgen, dan krijgt die eerste hogeschool niet meer maar minder middelen. Probeer zo maar eens een meerjarenbegroting te maken. Eigenlijk is er niets erger dan een hogeschool die voortdurend stijgt qua studentenaantallen: de financiering per student heeft sowieso achterstand en als die hogeschool geen marktleider is, dan krijgen die inspanningen eerder een averechts effect.”

Ruben Claesen :  Correspondent in Vlaanderen

Deze Brusselse jurist is ervaren in de onderwijsjournalistiek en was een aantal jaren hoofdredacteur van het universiteitsblad van de Vrije Universiteit Brussel, De Moeial.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK