Kamer wil advies van Van Rijn bijsturen vanwege grote onrust in het veld

Nieuws | door Frans van Heest
6 juni 2019 | Nog voor er een kabinetsreactie ligt op het advies van Commissie Van Rijn wil de Kamer het advies al bijsturen. De minister vindt dit te voorbarig en zegt tot die tijd de onrust in het veld niet weg te kunnen nemen.

Gisteren waren er een reeks korte overleggen in de Kamer op het gebied van hoger onderwijs, waar moties werden ingediend naar aanleiding van een eerder algemeen overleg. Na afloop verzuchtte Kamervoorzitter Arib dat er maar liefst 37 moties waren ingediend. Onder andere over taalbeleid, promotieonderwijs en de mislukte voorinvesteringen. De 37 moties waren allemaal bedoeld om het beleid van Van Engelshoven bij te sturen. De meest opvallende en politiek urgente moties kwamen van de PvdA en de CU. Deze hadden betrekking op het recente advies van de Commissie Van Rijn over een nieuw bekostigingsmodel van het hoger onderwijs.

Het advies van de Commissie Van Rijn kwam tot stand naar aanleiding van het regeerakkoord waarin stond dat er meer geld moest worden vrijgemaakt voor bèta- en techniekopleidingen. De moties werden ingediend naar aanleiding van het recente algemeen overleg wetenschapsbeleid. Dit algemeen overleg werd in de Kamer gevoerd de avond voordat Van Rijn met zijn advies kwam. CU-Kamerlid Eppo Bruins erkende dat hij wat voorbarig was met zijn motie maar volgens hem was dat niet onterecht. “Mijn motie komt misschien wat vroeg in het proces, maar er is toch wel wat onrust in het veld. Ik denk dat het goed is om dit met het indienen van de motie vast te markeren.”

Voor- en nadelen in kaart brengen

De motie van Bruins ging over het voorstel van de commissie om geld van de tweede geldstroom over te hevelen naar de eerste geldstroom om op die manier meer rust te krijgen in de bekostiging en ook om versnippering van onderzoeksgroepen tegen te gaan. Bruins wilde voordat er over zou worden gegaan op een overheveling er eerst goed de voor- en nadelen in kaart zouden worden gebracht. Volgens hem moeten er “meerdere scenario’s voor een overheveling aan de Kamer worden voorgelegd waarin alle positieve en negatieve aspecten voor de wetenschapsdomeinen inzichtelijk worden gemaakt.” Deze motie diende de CU in samen met de andere regeringspartij CDA.

Frank Futselaar (SP) vond deze motie wat voorbarig omdat de minister nog niet middels een kabinetsreactie had gereageerd op Commissie Van Rijn. “We hebben nog niet eens een reactie van het kabinet. We kunnen dit nu toch niet gaan sturen? Begrijpt de heer Bruins die houding niet?”

Bruins was niettemin van mening dat dit wel nodig is. “We moeten inderdaad nog praten over de Commissie Van Rijn. Tegelijkertijd zie ik dat er veel onrust is. Het was daarom mijn idee om in ieder geval duidelijk te maken dat alle voor- en nadelen duidelijk moeten zijn voordat je überhaupt over zo’n operatie gaat praten.”

Bovendien vond het CU-Kamerlid dat er ook aandacht zou moeten zijn voor de geesteswetenschappen. “De geesteswetenschappen behoeven los van de sociale wetenschappen ook eigenstandige aandacht. Het lijkt mij goed om dat juist zo vroeg mogelijk in het proces te markeren. Juist voordat het kabinet komt met scenario’s of overwegingen die het proces al in gang zouden kunnen zetten.”

Niet getuigen van vertrouwen in de minister door de coalitie

Futselaar bleef verbouwereerd achter en stelde vast dat de coalitie kennelijk weinig vertrouwen heeft in deze minister. “Ik vind het niet getuigen van enorm vertrouwen in de minister. In het algemeen vind ik trouwens tot nu toe zes moties van coalitiepartijen in een AO — en er zullen er nog meer komen — ook niet getuigen van heel veel vertrouwen.”

Bruins reageerde kort en zei dat hij deze motie mede indient omdat de onrust in het veld zo groot is. “Ik heb heel veel vertrouwen in deze minister. Tegelijkertijd zien we dat de onrust heel groot is. Ik denk dat het veld het wel verdient te weten hoe we daarin staan.”

Ook Paul van Meenen (D66) vond het nog wat vroeg om deze motie te steunen, maar steunde wel de gedachte erachter. “Ik begrijp best wat de heer Bruins wil, en ben het daar zelfs misschien nog wel mee eens, maar ik zou hem toch willen vragen om de motie onmiddellijk aan te houden. Het lijkt mij raar om haar in stemming te brengen.”

In het licht van het eerdere debat met de minister vond Bruins het toch ook geen onlogische motie, ook in ogenschouw nemende dat de matchingskosten steeds hoger oplopen voor instellingen die een beurs ontvangen van NWO. “In het debat heb ik heel specifiek de suggestie gedaan om, wanneer de balans tussen de eerste en tweede geldstroom opnieuw wordt overwogen, niet zomaar geld over te hevelen van de tweede naar de eerste geldstroom, maar ook te kijken naar een scenario met een overheadvergoeding in tweedegeldstroomprojecten bij honorering door de NWO.”

Ontijdige moties

De volgende motie over Van Rijn kwam van Kirsten van den Hul (PvdA). Zij constateerde dat er binnen het hoger onderwijs een acute noodzaak is om extra te investeren in bèta- en techniekonderwijs maar dat dit niet ten koste mag gaan van de evengoed onder druk staande geesteswetenschappen. Zij verzocht daarom de regering om “in haar appreciatie van het adviesrapport ‘Wissels om’ van de Commissie Van Rijn scenario’s op te nemen waarbij extra investeringen in bèta- en techniekonderwijs niet ten koste hoeven te gaan van de geesteswetenschappen.” Deze motie werd mede ingediend door GroenLinks.

In haar reactie op deze twee moties gaf de minister aan het eens te zijn met de SP. “Daar moet ik de heer Futselaar toch echt gelijk geven. Die moties vind ik ook echt ontijdig. Ik ben nog volop bezig om het rapport te bestuderen, het te bespreken met het veld en een kabinetsreactie te maken. Die moet ik ook nog kunnen bespreken in het kabinet, dus ik ga nu niet mee in moties daarover. Ik kom naar u toe met een voorstel, en volgens mij gaan we dan het debat hebben. Ik ga nergens op vooruitlopen.”

De reactie verbaasde de PvdA niet maar toch vroeg Van den Hul de minister om in de kabinetsreactie die de minister voor 21 juni heeft beloofd rekening te houden met de vraag in de motie. “Ik snap wat de minister zegt. Toch moet ik constateren — de heer Bruins refereerde daar ook al aan — dat zowel het rapport als de commotie die er vervolgens in de media over is ontstaan wel degelijk leidt tot grote onrust in de sector. Ik zou de minister dus toch willen vragen om bij de appreciatie in elk geval rekening te houden met de verschillende scenario’s. Dat is ook waartoe mijn motie verzocht.”

Ik kan die onrust toch niet wegnemen

De minister constateerde vervolgens dat als er onrust is ontstaan dat zij die tot de kabinetsreactie nog niet weg kan nemen. Als het u gaat om de onrust die in de sector is ontstaan, zeg ik u dat ik die toch niet ga wegnemen voordat er een kabinetsreactie is. Ik snap dus best dat u allerlei signalen afgeeft, zoals: kijk mij opkomen voor de geesteswetenschappen. Maar we moeten echt eerst de weging maken. U neemt de onrust echt niet weg door mij hier te vragen om van alles mee te nemen in de scenario’s. Als dat uw doel is, helpt de motie sowieso niet.”

Daarom ontraadde de minister om diezelfde reden ook de motie van Bruins. Maar die wilde zijn motie nog wel aanhouden lopende het debat over Van Rijn, juist omdat zijn motie net iets anders vraagt dan die van de PvdA. “Ik wil daarbij wel benadrukken dat de motie van mevrouw Van den Hul in feite vraagt om in te grijpen. Ik vraag slechts om informatievoorziening en om scenario’s te schetsen. Ik hou de motie gewoon aan totdat we een kabinetsreactie krijgen en dat debat over het rapport van Van Rijn gaan houden.”

Volgende week dinsdag stemt de Kamer over de moties.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK