Onderzoek met de maatschappij, niet voor de maatschappij

Interview | door Tim Cardol
3 juli 2019 | Na 23 jaar bij Saxion zwaait Frans Pol af om met pensioen te gaan. De afgelopen jaren was hij verantwoordelijk voor het opzetten van Saxion Research & Graduate School (SRGS) en het uitwerken van het zwaartepunt Living Technology. Nu geeft hij het stokje over aan Hans Vossensteyn.
Frans Pol en Hans Vossensteyn

Samen reflecteren Pol en Vossensteyn op de ontwikkeling van het praktijkgericht onderzoek op hogescholen. “Het hbo heeft ontzettend haar tijd mee.” Anderhalf jaar geleden begon Frans Pol – na enige tijd kwartiermaker te zijn geweest – als interim-directeur van de Saxion Research & Graduate School. Toen verklaarde hij het onderzoek in het hbo meer gewicht te willen geven. Hoe staat dat er nu voor?

Pol: “We willen een University of Applied Sciences zijn waar onderzoek prominenter tot haar recht komt. Wat dat betreft is Anka Mulder [voorzitter Saxion, red] met het juiste profiel op het juiste moment bij ons binnengekomen. Zij heeft heel goed aangevoeld dat de keuzes die we de afgelopen jaren hebben gemaakt, nu substantieel moeten worden aangepakt. We moeten nog nadrukkelijker neerzetten dat we een kennisinstelling zijn.”

“We hebben het masteronderwijs al meer ruimte gegeven door de start van twee nieuwe masteropleidingen Applied Nanotechnologie en de master Innovative Textile Development.  We halen steeds meer nationale en internationale projecten binnen en hopelijk kunnen we eind van het jaar beginnen met een experiment wat betreft het promotierecht in het hbo.”

Discussie over binariteit heeft niet meer de grootste focus

Dat het hbo de wind mee heeft ziet ook Hans Vossensteyn, momenteel directeur van het Center for Higher Education Policy Studies (CHEPS). In september volgt hij Pol op en hij blikt alvast vooruit op zijn nieuwe functie bij Saxion. Vossensteyn: “Het wordt meer en meer geaccepteerd dat het hbo een belangrijke rol inneemt in het Nederlandse onderzoekslandschap. Dat heeft wel wat tijd nodig gehad en het hbo moet ook echt die eigen rol blijven zoeken.

We hebben meer dan ooit vitale universiteiten en hogescholen nodig

“Ik denk dat de discussie over binariteit niet meer de grootste focus heeft. De focus is wat het praktijkgericht onderzoek zelf kan doen om een gelijkwaardiger speler te zijn. Het is niet alleen onderzoek voor de maatschappij, maar meer onderzoek met de maatschappij. Daar ligt de grote kracht en die moeten we invullen.”

““Het wordt meer en meer geaccepteerd dat het hbo een belangrijke rol inneemt in het Nederlandse onderzoekslandschap.””

Hans Vossensteyn

Volgens Vossensteyn ligt er voor de SRGS een taak om als vliegwiel te dienen voor de lectoraten en haar onderzoekers aan de hogeschool. “Het onderzoek wordt altijd uitgevoerd onder eigenaarschap van academici, lectoren, onderzoekers zeg maar. Dat kan dan wel een beetje onder de vlag van de graduate school, maar het zijn de academies zelf die het uitvoeren.”

Waar de nieuwe directeur van SRGS zeker waar het gaat om het promotierecht wel nadrukkelijk een taak ziet, is in het vaststellen van een aantal spelregels. “Er zal zeker in het begin met argusogen naar hogescholen worden gekeken, dus dan moet je zorgen dat je een goede coördinerende functie inneemt met – waar nodig – protocollen. De focus zal dus moeten liggen op het goed en deugdelijk acquireren en uitvoeren van praktijkgericht onderzoek. Daarin moet de SRGS ook een soort loketfunctie hebben.”

Tijd om op eigen benen te staan

Het bewaken van het eigen profiel is een van de belangrijke aandachtspunten voor het praktijkgericht onderzoek. Niettemin is Pol van mening dat het hbo er wel aan toe is om ook zelfstandig promoties te kunnen organiseren. Naar de eerste experimenten met promotierecht voor hogescholen die minister Van Engelshoven heeft aangekondigd wordt dan ook reikhalzend uitgekeken.

Pol: “We hebben als hbo nu zo’n zeventien jaar ervaring met onderzoek. Ik vind dat we nu echt een verbetering door kunnen voeren als we ook op eigen kracht promoties kunnen doen. Het is nu nog een te sterke afhankelijkheidsrelatie. En dat bedoel ik niet negatief, want we maken graag gebruik van de universiteit, maar het is nu tijd om op eigen benen te gaan staan.”

“”Ik vind dat we nu echt een verbetering door kunnen voeren als we ook op eigen kracht promoties kunnen doen.””

Frans Pol

Vossensteyn onderschrijft dat volledig en benadrukt daarbij dat de eigen rol van het praktijkgericht onderzoek daar ook een plek in moet krijgen. “Als ik kijk naar voorbeelden in het buitenland dan zie je dat ze daar bijvoorbeeld het professional doctorate hebben, maar omdat het via universiteiten georganiseerd wordt, de eisen wel klassiek gesteld worden. Terwijl het beter zou zijn echt specifieke toepassingseisen vast te stellen bijvoorbeeld.

Als je als hogescholen een derde cyclus gaat aanbieden moet die ook een eigen profiel hebben. Dan bied je gewoon meer smaken aan, want ik vind dat je er als hogescholen wel naar moet streven iets anders aan te bieden dan wat de universiteit doet. Dat zal nog een beetje stoeien zijn, maar je moet wel op zoek naar je eigen niche. Ik zit er wat dat betreft wel los in, in termen van of je een traditioneel doctoraat moet aanbieden of het juist anders organiseert. Je moet daar relatief praktisch in zijn als je daar de angel mee uit de discussie kunt halen.”

Belangrijk daarbij is volgens Pol dat die inhoudelijke verschillen niet ten koste gaan van de kwaliteitseisen. “Je moet er geen verdund aftreksel van een PhD van maken. Dan zou ik zeggen doe maar niet. Dan kies ik liever voor de verbinding met universiteiten. Niet een één- of tweejarig ‘trajectje’.”

Pol hoopt dan ook dat het experiment dat minister Van Engelshoven hoogstwaarschijnlijk eind van dit jaar gaat starten, daar rekening mee houdt. “Ik wens het onze minister toe dat ze dit dossier beoordeelt op basis van een volwassen hbo. En niet op basis van wat de universiteit daarvan vindt. Ik vind dat we ons principiëler moeten afvragen wat Nederland nodig heeft, wat hebben we als maatschappij nodig in die onderzoeksopdracht.”

“Het gaat er inderdaad niet om dat we promovendi wegkapen bij de universiteit,” vult Vossensteyn aan. “Een promotietraject hoeft natuurlijk niet alleen maar te zijn voor mensen die op 25-jarige leeftijd van een master komen om een PhD te gaan halen. Ik kan me voorstellen dat het ook heel goed past bij hogescholen die zich meer op deeltijd en leven lang leren richten.”

Van intern gericht naar extern gericht

Als hoogleraar op de Hochschule Osnabrück ziet Vossensteyn ook hoe de Duitse tegenhanger van het hbo het onderzoek heeft ingericht. “De Fachhochschulen hebben van oudsher een onderzoekstaak. Ze zijn daar dus verder dan in Nederland. Het is een verplicht onderdeel van alle docenten die vaak ook professor zijn. Ze hebben alleen ook geen promotierecht, dus dat doen ze samen met universiteiten op grond van heldere afspraken.”

Binaire stelsels zijn eerder regel dan uitzondering

Vossensteyn ziet hoe de samenwerking tussen hogescholen en universiteiten in Duitsland wat dat betreft voorloopt op Nederland, ook met betrekking tot de samenwerking met maatschappelijke partners. “Het is een model waar ze eerder die weg ingeslagen zijn omdat ze samen beter kunnen bepalen waar een vraag uit de industrie het best kan worden belegd. Zo’n gezamenlijk loket is heel goed.”

““De Fachhochschulen in Duitsland hebben van oudsher een onderzoekstaak. Ze zijn daar dus verder dan in Nederland.””

Hans Vossensteyn

Pol heeft er zelf de afgelopen jaren voor gezorgd dat de SRGS veel nauwer verweven is met Saxion als onderwijsinstelling. Het was in die zin vooral een interne opdracht. Aan Vossensteyn nu de taak om ook de buitenwereld daarbij aan te laten haken. Pol: “We zijn de laatste jaren steeds beter geworden in het buiten naar binnen halen. Dat is nodig, want de ontwikkelingen gaan zo snel dat je als hogeschool niet de tijd hebt om alle kennis in de breedte te vergaren. Daar heb je de aansluiting met de maatschappij voor nodig.”

Hbo en wo kunnen masteraanbod beter afstemmen

In het najaar komt minister Van Engelshoven met haar strategische agenda hoger onderwijs. Ook de Vereniging Hogescholen stelt rond die tijd haar eigen agenda. Dat de onderzoekstaak van het hbo daar een belangrijke rol in krijgt, lijkt zowel Vossensteyn als Pol evident, toch hebben ze nog wel wat te wensen op dat vlak.

Pol: “Als het om onderzoek gaat, dan speelt het masteronderwijs ook een belangrijke rol. Het dossier bekostigd masteronderwijs moet wat mij betreft echt geregeld worden. Dat is in 2016 nog door minister Bussemaker vastgesteld, maar ambtelijk is het nog steeds niet geregeld.” Vossensteyn ziet dat er wat betreft het onderwijsaanbod in de masters nog wel een wereld te winnen is. Daarbij moet volgens hem ook gekeken wordt naar wat universiteiten nu doen. “Ik vind ook dat er daar moet gekeken worden naar sterkere academische profilering.”

“Beide sectoren moeten volwassen met elkaar omgaan en meer met elkaar afstemmen wat de niches van beide spelers in de regio zijn,” zegt de toekomstig directeur van SRGS. “Er mag best wat intensiever overlegd worden binnen disciplinaire domeinen over wat de universiteit doet en wat het hbo.”

“Volgens mij speelt het daarbij ook maatschappelijk dat de trend is dat de vwo-student veel vaker voor het wo kiest,” stelt Pol. “We moeten denk ik ook de vwo-student weer veel geïnteresseerder maken voor het hbo. We moeten veel nadrukkelijker in het voortgezet onderwijs al bezig zijn met het profiel van studenten en hen bewust maken van de keuzes die ze maken.”

Vossensteyn beaamt dat. “Ik heb onlangs nog eens met Cees Veerman, Ron Bormans en Alexander Rinnooy Kan gereflecteerd op het rapport-Veerman. Een van de dingen die we daarbij constateerden is dat de universiteiten ruimte moeten krijgen en minder op onderwijsvolume moeten worden aangestuurd. Dan kunnen weer meer vwo-leerlingen richting hbo gaan. Die kant moeten we met z’n allen de politieke agenda een beetje proberen op te duwen.”

Pol wijst er daarbij op dat de overheid best een duwtje kan geven aan het bevorderen van de samenwerking tussen de verschillende partijen in de onderzoeksketen. “We hebben daar onlangs bij de Nationale Wetenschapsagenda een prima voorbeeld van gezien door te eisen in de uitgezette calls dat naast de universiteiten, ook de TO2’s en hogescholen moeten worden betrokken. Ik denk dat we dat de komende tijd vaker terug gaan zien.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK