Een onderwijsinstelling hoeft geen snelkookpan te zijn

Opinie | door Harry van der Molen
11 december 2020 | "Het gaat erom in de praktijk de balans te hervinden tussen enerzijds de lat hoog te houden en anderzijds studenten niet onnodig weg te sturen na een lastige start. Laten we onze tijd daarom steken in een alternatief: een doorstroomnorm." Harry van der Molen, Tweede Kamerlid voor het CDA, pleit voor een middenweg tussen de houdingen van politiek links en politiek rechts ten opzichte van het bindend studieadvies.
Beeld: Wikimedia Commons

Deze week nam een meerderheid van de Tweede Kamer een motie aan die universiteiten oproept om het bindend studieadvies dit jaar niet onverkort toe te passen. De politieke discussie over deze norm lijkt veelal te worden platgeslagen. Je bent voor, of je bent tegen. Dat simpele schema is leuk voor een politiek debat, maar geen student schiet er in de praktijk iets mee op.  

Enerzijds is het een feit dat het bindend studieadvies langstuderen aan dezelfde instelling voorkomt. Anderzijds is het echter ook een feit dat studenten die hun opleiding moeten verlaten, in het gros van de gevallen dezelfde opleiding gaan volgen, maar dan bij een andere onderwijsinstelling. Daar kunnen we niet tevreden over zijn. Als we tegen het rondpompen van geld zijn, dan zijn we ook tegen het rondpompen van studenten.  

De houding van politiek links 

Politiek links en de studentenorganisaties zijn al langer gekant tegen het principe van het bindend studieadvies. Het beperkt volgens hen de keuze van studenten, en het levert studiedruk op. Ze vinden dat je, uit principe, moet kunnen doorgaan met tegenvallende resultaten als je dat wilt. Die houding miskent twee zaken.  

Allereerst ligt het doel van het eerste jaar van de studie in oriëntatie, selectie en waar nodig verwijzing naar een andere opleiding. Studenten hebben niet altijd een compleet beeld van de studie, en hun inschrijving is vaak een sprong in het diepe. Studeren is immers ook wennen. Mede om die reden is selectie geen onlogisch onderdeel van het eerste jaar.

De tweede miskenning is dat het onderwijs geen verantwoordelijkheid zou dragen voor het welzijn van de studenten. Een student nodeloos op de verkeerde plek laten zitten omwille van de vrije keuze, is niet in het belang van de student. Een onderwijsinstelling kan daarover niet de schouders ophalen, en heeft dan ook de verantwoordelijkheid dan te zeggen: hier ga je uiteindelijk geen diploma halen. 

De houding van politiek rechts 

Aan de andere kant lijkt politiek rechts te zijn blijven hangen in een tijd waarin excellentie en selectie de boventoon voerden. Haal je niet meteen wat van je gevraagd wordt, dan is het wegwezen. Instellingen moeten zich richten op de toppers, is daar het idee, wars als we zijn van de terugkeer van de eeuwige student.  

Met deze insteek valt het bindend studieadvies weleens uit als koud selectiemiddel. Deze opstelling zeilt dan ook langs het doel dat het bindend studieadvies heeft: de student bij de juiste opleiding terecht laten komen, en de student de tijd en gelegenheid geven te landen in het hoger onderwijs. Schijnbaar wordt tegelijkertijd niet beseft dat, mede door het leenstelsel, studenten al tempo maken om zo snel mogelijk en dus betaalbaar te studeren. 

Een doorstroomnorm als middenweg

De Wet op het hoger onderwijs heeft alles in zich om anders om te gaan met het bindend studieadvies. Het gaat erom in de praktijk de balans te hervinden tussen enerzijds de lat hoog te houden en anderzijds studenten niet onnodig weg te sturen na een lastige start. Laten we onze tijd daarom steken in een alternatief: een doorstroomnorm.  

Studenten die hun punten in het eerste studiejaar niet halen, hoeven niet van de opleiding te vertrekken, maar krijgen onder goede begeleiding de kans vakken in te halen. Tot die tijd mogen ze nog niet doorstromen naar de hoofdfase van de opleiding. Onderwijsinstelling en student maken zo in een overeenkomst afspraken over de invulling van het tweede studiejaar.  

Het voordeel voor de student is dat er iets meer tijd is om te wennen, als dat nodig is. Onderwijsinstellingen houden tegelijkertijd wel de ruimte de student aan de eigen verantwoordelijkheid te houden, en kunnen daar consequenties aan stellen door de doorstroom naar de hoofdfase pas mogelijk te maken als alle punten alsnog gehaald zijn. 

Het voorbeeld van Hogeschool Windesheim 

Bij Hogeschool Windesheim wordt er nu al gewerkt met tweedejaarsstudenten die hun propedeuse nog niet hebben gehaald. In groepen, waarin ze met elkaar optrekken, krijgen ze opfriscolleges en tentamentraining. Als hun achterstand is ingehaald, stromen ze alsnog door naar de hoofdfase, vaak al per 1 februari. Het experiment in Zwolle laat dan ook zien dat de uitval lager is. De studenten zijn blij, en de onderwijsinstelling is blij. Een redelijker manier van selectie kan dus. Politiek gezien is dat misschien een stuk saaier dan een simpel ‘voor’ of  ‘tegen’, maar het gaat politici uiteindelijk om echt verschil te maken in de praktijk. Toch? 

Harry van der Molen :  Tweede Kamerlid voor het CDA

Harry van der Molen was in 2014-2017 wethouder van Leeuwarden. Eerder was hij onder meer voorzitter van het CDJA en hoofd marketing en communicatie van ROC Friese Poort. Hij houdt zich in de Tweede Kamer bezig met hoger onderwijs, wetenschapsbeleid, media, medische ethiek, binnenlandse- en algemene zaken.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK