Hbo komt niet los van prestatieafspraken bij meten van publieke waarde

Nieuws | de redactie
1 september 2021 | Hoewel hogescholen zeggen zich te richten op het toevoegen van publieke waarde, gebruiken ze nog altijd prestatie-indicatoren die bij de oude prestatieafspraken horen, schrijven onderzoekers van de Vrije Universiteit en Inholland. Zij vergeleken de instellingsplannen van tien hogescholen met hun jaarverslagen.
“Hoewel Nederlandse hogescholen de ambitie uitspreken publieke waarde toe te voegen, zijn de prestatie-indicatoren die zij hanteren daarmee niet in overeenstemming.” Beeld: jaarverslag Hogeschool Rotterdam 2019

Van hoger onderwijsinstellingen in Nederland wordt steeds meer verwacht dat ze zich niet alleen richten op het efficiënt en succesvol afleveren van afgestudeerden, ze moeten ook een duidelijke bijdrage leveren aan de samenleving, schrijven de onderzoekers in een recent gepubliceerd artikel. Waar een vereiste als efficiëntie zich makkelijk laat meten, is moeilijker om te bepalen in hoeverre men slaagt in het toevoegen van publieke waarde. In elk geval is het belangrijk om een verschil te maken tussen resultaten (output) en uitkomsten (outcome). Wie toegevoegde publieke waarde wil meten, zal zich op de uitkomsten moeten richten. 

De onderzoekers hebben eerst bekeken in hoeverre ‘publieke waarde’ als doel wordt genoemd in de instellingsplannen van de tien grootste hogescholen van Nederland. Een instellingsplan is een document waarin hoger onderwijsinstellingen eens in de zes jaar hun beleid voor de nabije toekomst publiek maken. De betreffende instellingen zijn Inholland, Saxion, Fontys, de HAN, de Hogeschool Rotterdam, de Hanzehogeschool, de Haagse Hogeschool, Avans, de Hogeschool Utrecht en de Hogeschool van Amsterdam – samen goed voor 73 procent van de studenten van Nederlandse hogescholen. Uit de analyse blijkt dat deze hogescholen het toevoegen van publieke waarde allen als doel noemen in hun strategische plannen, schrijven de onderzoekers, vaak uitgedrukt met de term Bildung.  

Prestatie-indicatoren naar aanleiding van prestatieafspraken 

De mate waarin instellingen hun strategische doelen behalen wordt gemeten aan de hand van daartoe ontworpen indicatoren. Daarom hebben de onderzoekers gekeken hoe de rapportage in de jaarverslagen van 2016, 2017 en 2018 zich verhoudt tot het doel van de tien hogescholen om publieke waarde toe te voegen. In het artikel schetsen ze eerst hoe de bekostiging van instellingen tussen 2012 en 2016 deels afhankelijk was van prestatieafspraken met het ministerie van OCW. Die prestatieafspraken betroffen vooral indicatoren zoals de efficiëntie waarmee studenten werden opgeleid; instellingen waren verplicht deze indicatoren te vermelden in hun jaarverslagen.  

De hoger onderwijsinstellingen vonden echter dat de prestatieafspraken te weinig ruimte lieten voor een meer op waarde gerichte benadering, schrijven de onderzoekers. “Ze wilden deze benadering niet alleen betrekken op hun onderwijskundige activiteiten door de individuele waarden van studenten middels Bildung te verfijnen, maar deze ook betrekken op hun onderzoeksactiviteiten, voornamelijk ten dienste van regionale ontwikkelingen.” Hoewel de prestatieafspraken zijn vervallen, is een groot deel van de huidige bekostiging van hogescholen nog steeds gebaseerd op aantallen studenten en studierendement. Daarenboven is nu ook een gedeelte van de bekostiging afhankelijk geworden van kwaliteitsdoelen die de instellingen zelf mogen stellen.  

Veel ‘oude’ indicatoren gebruikt in jaarverslagen hogescholen 

Uit de instellingsplannen van de hogescholen blijkt dat zij het voorbereiden van studenten op de arbeidsmarkt als een opdracht van publieke waarde zien. Niet alleen het opdoen van kennis wordt daarin belangrijk gevonden, ook persoonlijke ontwikkeling en sociale vaardigheden doen ertoe. Erg specifiek worden deze elementen niet omschreven, zeggen de onderzoekers; meestal wordt verwezen naar de uitwerking ervan in curricula van opleidingen.

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De onderzoekers nemen een verschuiving waar van een voornamelijk op efficiëntie gerichte benadering naar een benadering die zich richt op het individu. Hogescholen lijken het steeds belangrijker te vinden hun studenten ‘toekomstbestendig’ te maken om hen zodoende voor te bereiden op brede ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in de maatschappij. De afstemming tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt wordt zelfs als het belangrijkste doel van het onderwijs gezien.  

De jaarverslagen van de hogescholen bevatten echter ook nog veel van de ‘oude’, resultaatgeoriënteerde indicatoren die verplicht waren onder de prestatieafspraken, schrijven de onderzoekers. Zo benoemen alle onderzochte instellingen studenttevredenheid nog als indicator, iets wat voorheen verplicht was. Uit de analyse blijkt dat sommige hogescholen, waaronder Inholland, Saxion en Fontys, vooral ‘oude’ indicatoren gebruiken. Andere instellingen, zoals de Hogeschool Rotterdam, de Hogeschool van Amsterdam en de Hanzehogeschool, gebruiken een mengeling van resultaatgeörienteerde indicatoren en indicatoren die specifiek gericht zijn op het meten van publieke waarde. 

Verhalen als hulpmiddel 

Hoewel Nederlandse hogescholen de ambitie uitspreken publieke waarde toe te voegen, zijn de prestatie-indicatoren die zij hanteren daarmee niet in overeenstemming, schrijven de onderzoekers. Indicatoren zijn echter niet de enige manier waarop instellingen inzicht geven in hun activiteiten; er wordt in jaarverslagen namelijk steeds vaker gebruikgemaakt van verhalen.  

Zo gebruikte Fontys in 2017 en 2018 verhalende om uit te leggen hoe alle betrokkenen bij Fontys technologische, ondernemende en creatieve vaardigheden moeten aanleren om “een proactieve bijdrage aan een duurzame en rechtvaardige samenleving” in de regio te kunnen leveren. In dezelfde jaren gebruikte de HAN in de jaarverslagen verhalen om te tonen hoe er werd gewerkt aan ‘professioneel leren’, en gebruikte Inholland het narratief van de ‘Inholland-professional’; die “verstaat zijn vak, heeft oog voor de menselijke maat en bekommert zich om de samenleving.” 

Verhalende rapportage zelden concreet 

Middels deze verhalen proberen instellingen aan te geven hoe het onderwijs en onderzoek gericht is op het toevoegen van publieke waarde. Zo worden voorbeelden van living labs en innovatiecentra besproken waar studenten, onderzoekers, professionals en belanghebbenden samen werken en leren. Echter, het blijft vrijwel altijd onduidelijk in hoeverre instellingen erin slagen hun doelen werkelijk te behalen, schrijven de onderzoekers. “De omvang van de gedane inspanningen tegenover de voorziene of behaalde effecten wordt zelden tot nooit besproken.” 

De onderzoekers menen dat verhalen een goede manier kunnen zijn om de toegevoegde publieke waarde van hoger onderwijsinstellingen duidelijk te maken. Numerieke prestatie-indicatoren zijn daarvoor juist minder geschikt. Echter, het gebruik van verhalen brengt ook nadelen met zich mee, waaronder het risico dat er vooral wordt gestuurd op indrukken en dat er op een bevooroordeelde manier wordt gerapporteerd, aldus de onderzoekers.  

Betrek meer belanghebbenden bij evaluatie prestaties 

Hogescholen hebben moeite met het formuleren van indicatoren die hun toegevoegde publieke waarde meten, concluderen de onderzoekers. Dat leiden ze af uit het feit dat veel hogescholen, ondanks het belang dat ze hechten aan publieke waarde, resultaatgeoriënteerde prestatie-indicatoren gebruiken die tot 2016 verplicht waren maar dat nu niet langer zijn. “Alle instellingen gebruiken de klassieke output-indicatoren uit de vroegere prestatieafspraken om de kwaliteit van hun onderwijs te meten. Deze indicatoren verschaffen echter geen inzicht in het effect daarvan op toegevoegde publieke waarde.” 

Op basis van de theorie schrijven de onderzoekers dat het betrekken van belanghebbenden kan bijdragen aan een duidelijkere rapportage van hogescholen over hun toegevoegde publieke waarde. Waar uit meerdere onderzoeken is gebleken dat de betrokkenheid van belanghebbenden belangrijk is, is hun rol zelden geformaliseerd in de bestuurlijke structuur van hoger onderwijsinstellingen. Volgens de Nederlandse Wet op hoger onderwijs hebben alleen de nationale overheid en studenten een formele rol. Wanneer ook de zienswijzen en opvattingen van andere belanghebbenden beter worden geïnventariseerd, kan dat de toevoeging van publieke waarde door hoger onderwijsinstellingen ten goede komen, menen de onderzoekers.  


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK