Integer onderzoek vergt meer dan een gedragscode

Nieuws | door Eva Baaren
2 september 2021 | Zorg voor praktische hulp- en leermiddelen, gebruik het narratieve CV, bescherm klokkenluiders en houd klachtenprocedures vertrouwelijk. Dat zijn de adviezen die op dag twee van het onlangs gehouden Summer Seminar Research Integrity klonken.
Foto: Eva Baaren

Het driedaagse seminar werd georganiseerd door het Netherlands Research Integrity Network en het Abraham Kuyper Center (Vrije Universiteit). Eén van de centrale vragen tijdens het evenement betrof de wijze waarop universiteiten en fondsen integer onderzoek kunnen waarborgen. Daarbij werd opnieuw duidelijk dat onderzoeksintegriteit meer van wetenschappers en instituten vraagt dan alleen het maken en volgen van gedragscodes.

Tegenstrijdigheden

Zo concludeert een onderzoek waarin de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit is vergeleken met de Europese code en de codes van verschillende landen dat die codes onderling verschillen. Zelfs binnen de gedragscodes blijken verschillen te bestaan.

“De passages in de Nederlandse gedragscode lijken in essentie op die van de buitenlandse,” legt co-auteur en filosoof Jeroen de Ridder (VU) uit, “maar ze hebben soms net andere labels. Zo gaat het bij de ene gedragscode bijvoorbeeld over normen, en bij anderen over waarden, principes, richtlijnen of deugden. Sommige passages zijn daarbij gericht op het precies zijn in je kennis, anderen op morele, professionele, sociale of wettelijke zaken.”

Dat levert tegenstrijdigheden op, meent de Ridder. “Je moet bijvoorbeeld open zijn met je kennis, maar vanuit wettelijke en professionele oogpunt moet je dat ook weer niet. Denk aan het beschermen van privacygevoelige data en exclusiviteitsafspraken die je maakt met journals.” Het maken van een logische prioritering van zulke normen, zodat ze elkaar niet uitsluiten maar aanvullen, is de Ridder met zijn onderzoeksteam niet gelukt. Het gevolg is dat het voor zowel Nederlandse als internationale onderzoeksgroepen moeilijk is om zich aan alle regels tegelijk te houden.

Gedragsverandering

Voor Ethicus Mariëtte van den Hoven (AUMC) is ambiguïteit in gedragscodes geen punt. Uit haar onderzoek naar didactische methoden concludeert ze dat het weinig zin heeft om jonge onderzoekers alleen regels en strafmaatregelen te leren.

“Er is een grote variëteit aan cursussen en methoden die zich daarop richten, maar wat je eigenlijk wil is gedragsverandering”, aldus van den Hoven. Een positieve benadering, waarin studenten zelf in staat worden gesteld verantwoorde keuzes te maken, werkt volgens haar beter. Dat kan bereikt worden door te zorgen voor meer bewustzijn, openheid, discussie en kritische reflectie.

Om dat te bereiken is het onderzoeksteam van Van den Hoven begonnen met het ontwikkelen van verschillende educatieve hulpmiddelen voor studenten, promovendi en zelfs middelbare scholieren. Bij die laatste gaan de thema’s bijvoorbeeld over plagiaat en het meeliften op andermans werk. Ook zijn er oefeningen die paralellen trekken met integriteit in sectoren als de muziekindustrie.

Voor gevestigde onderzoekers blijken hulpmiddelen tijdens het seminar evenzeer populair. Zo zijn er in verschillende Europese projecten gereedschappen en platforms ontwikkeld om onderzoeksteams te helpen met integriteitspromotieplannen, datamanagementplannen, ethische dilemma’s, de begeleiding van promovendi, advies van experts en praktische kennis.

Integriteit op je CV

Toch is het waarborgen van integriteit niet alleen een kwestie van educatie en informatie. Zoals het proefschrift van Tamarinde Haven (VU/Charité Berlin) al eerder liet zien speelt het onderzoeksklimaat op de werkvloer ook een belangrijke rol in opvattingen over integriteit. Daarnaast is er een rol weggelegd voor het stimuleren van integriteit door fondsen, blijkt tijdens het seminar. Dat zou volgens enkele sprekers kunnen door integriteit een criterium te maken voor het narratieve CV. Dit is bedoeld voor onderzoekers die een persoonlijke beursaanvraag willen doen of op een academische functie solliciteren.

Volgens Lex Bouter, hoogleraar onderzoeksintegriteit aan de VU, hebben sollicitatiecommissies echter moeite met het beoordelen van narratieve CV’s. “Iemand die zeer getalenteerd is in het spinnen van zijn of haar eigen levensverhaal heeft meer kans op het krijgen van een baan dan iemand die daar niet goed in is.” De hoogleraar ziet liever meetbare criteria om onderzoeksintegriteit te stimuleren.

Ook vanuit de fondsen zelf verloopt de invoering van het narratieve CV nog niet vlekkeloos, vertelt Mauray Heiney van het Health Research Board Ireland, de Ierse evenknie van ZonMw. “In het narratieve CV kun je goed beschrijven welke benadering je hebt van het thema onderzoeksintegriteit, maar zo’n CV kost beoordelaars veel meer tijd dan voorheen. De fondsen zijn nog aan het uitvogelen hoe ze er het beste mee kunnen omgaan. Het opstellen van richtlijnen voor zo’n tekst zou daarbij kunnen helpen.”

Klokkenluiders betalen de prijs

Een ander aandachtspunt blijkt vertrouwelijkheid bij integriteitsklachten. Zo stelt Bouter dat bonafide klokkenluiders vaak een zware prijs betalen voor het aankaarten van slechte onderzoekspraktijken. Uit één van de weinige rapporten die daar volgens de hoogleraar over bestaan blijkt dat klokkenluiders zich vaak gestigmatiseerd voelen. Velen krijgen last van depressies en een deel van hen krijgt zelfs te maken met baanverlies.

“Wanneer je denkt dat er iets mis is, vraag dan eerst voorzichtig rond om te zien of je een inhoudelijk punt hebt”, adviseert hij klokkenluiders-in-spé. “Zoek uit welke documentatie je hebt, probeer je emoties te scheiden van de feiten, bedenk welk doel je wil bereiken en zorg voor een second opinion. Als je een klacht wil indienen, kijk dan of je medestanders hebt en dien je klacht gezamenlijk in. Of kies voor een alternatief wanneer je niet durft om een klacht in te dienen. Doe niks, confronteer iemand direct, vraag iemand anders de klacht in te dienen, begin een roddel of tip een journalist.”

Publieke veroordeling

Ton Hol, hoogleraar Recht, Economie, Bestuur en Organisatie aan de Universiteit Utrecht, wijst echter juist op het weghouden van media en het belang van vertrouwelijkheid ter bescherming van de beklaagde. Volgens de rechtsgeleerde wordt het grootste deel van de integriteitsklachten ongegrond verklaard. Als de namen van betrokkenen tijdens of na zo’n proces openbaar worden, worden zij door de aandacht van de pers alsnog publiekelijk veroordeeld. “Dit is ook waarom Nederlandse integriteitscommissies uitspraken anonimiseren voordat ze openbaar worden”, zegt Hol. Hij is daarom een voorstander van sancties voor leden van integriteitscommissies die zich niet aan vertrouwelijkheidsafspraken houden.

Betekent een dergelijke bescherming van beklaagden ook dat onderzoekers die schuldig zijn bevonden een tweede kans moeten krijgen? Als het een serieuze overtreding is, dan niet binnen de wetenschap, laat Hol weten tijdens het panelgesprek. Een tweede kans in de rest van de maatschappij vindt hij echter een ander verhaal. “Zo kwam een medicus en voormalig professor een tijd geleden tot de conclusie dat hij na zijn veroordeling voor wetenschappelijk wangedrag nog steeds als arts kon blijven werken.”

Over het vraagstuk van de tweede kans voor gevallen wetenschappers bleef het panel echter verdeeld.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK