Onderwijs volgens Open Science doet universiteit meer op hogeschool lijken 

Nieuws | de redactie
19 juli 2023 | Open Science vraagt om fundamentele aanpassingen van het onderwijs en het onderwijssysteem, stellen Manon Kluijtmans, Henk Kummeling en Frank Miedema (allen Universiteit Utrecht) in het boek ‘De Universiteit in Transitie’. Op basis van gesprekken met de academische gemeenschap formuleren ze vijf principes voor onderwijs volgens de gedachte van Open Science. Daarmee komen maatschappij en werkveld verder het universitair onderwijs in.
Beeld: Mimi Thian

In de wind van het neoliberalisme is de universiteit verworden tot een plek waar rendementen vaker vooropstaan dan het stimuleren van kritisch denken, individuele groei en persoonlijke ontwikkeling. Door een strakke kwaliteitsstructuur en verantwoordingscultuur gaan universiteiten functioneren als eenheidsworsten en onderwijsfabrieken, wat geen ruimte laat voor een universiteit als echte gemeenschap voor onderwijs.  

Een toenemende dominantie van onderzoek en de groei van studententaantallen in de vorige eeuw zijn debet aan de teloorgang van dat gemeenschapsaspect van universitair onderwijs. “Het onderwijs werd in toenemende mate een kwestie van zenden en ontvangen. De massale hoorcollegezalen werden beeldbepalend voor universitair onderwijs”, schrijven de Utrechtse auteurs in het Open Acces-gepubliceerde boek.  

Terug naar verwevenheid onderwijs en onderzoek

Tegelijkertijd ontstond wel het inzicht dat een goede onderzoeker niet automatisch een goede docent is; lesgeven is iets dat geleerd moet worden. In plaats van een verhoogde status van onderwijs binnen de academie leidde dat ertoe dat onderwijs liever werd uitbesteed aan voltijds docenten. “Hiermee raakte de verwevenheid tussen onderzoek en onderwijs buiten beeld, de essentie van academisch onderwijs.” 

Die verwevenheid moet worden teruggevonden, betogen Kluijtmans, Kummeling en Miedema. In de terugkeer naar kleinschaliger onderwijs (ondanks nog altijd toenemende studentenaantallen) en het breed onderkende belang van docentprofessionalisering zien ze eerste stappen van die cultuurverandering. Aan de hand van vijf principes (open, transformatief, bekrachtigend, flexibel en collaboratief) lichten ze toe hoe universitair onderwijs volgens de gedachte van Open Science idealiter georganiseerd zou zijn.  

Open onderwijs 

Wat is ‘open’ onderwijs? Ten eerste duidt dat op een universitaire cultuur die inclusief, divers en gelijk is. “Dit gaat op vele fronten nog niet goed of niet goed genoeg. Het hoger onderwijs is in de regel geen goede afspiegeling van de samenleving. Vele signalen duiden op gebrekkige inclusiviteit, diversiteit en gelijkheid in zowel het onderwijs als de organisatie”, aldus de auteurs.  

“Ook in de inhoud van onze curricula moeten we hierop alert zijn: onder meer door het bestaan van culturele, historische, sociale, en andere vormen van vertekening te herkennen en erkennen. We moeten hierop alert zijn ten aanzien van voorgeschreven literatuur, inhoud van het onderwijs, en onderzoek in ons vakgebied.” 

Openheid duidt ook op blikken buiten de disciplinaire silo’s – iets waaraan de Universiteit Utrecht al veel waarde hecht. “Disciplinaire identiteit krijgt juist waarde in relatie tot een discipline-overschrijdende benadering van maatschappelijk problemen”, betogen de auteurs, die zulke overschrijding in alle curricula’s willen terugzien. Dat kan zowel multidisciplinair (kijken vanuit verschillende disciplines naast elkaar), interdisciplinair (kijken vanuit interactie tussen disciplines) als transdisciplinair (kijken vanuit interactie tussen wetenschappelijke en praktijk-inzichten). 

Open Science is een kritische houding 

De eerdergenoemde kritische houding jegens het onderwijs zelf moet studenten ook ten aanzien van onderzoek worden aangeleerd. Zo moeten ze zich bewust worden van kwaliteit, waarde en beperking van onderzoek en het onderzoekssysteem. Open Science is geen programma met antwoorden maar een kritische houding, aldus de auteurs. “Als academische gemeenschap moeten we de studenten meenemen in onze zorgen en kritische discussies over het wetenschappelijke kennissysteem – door dit expliciet onderdeel te laten zijn van het onderwijs, en door open te zijn over onze eigen vragen en dilemma’s.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

In de huidige vormen van toetsen komt dat te weinig terug: die is juist ‘convergent’, oftewel vraagt vaak om het ene gewenste antwoord. Die gesloten wijze van toetsen bereidt studenten niet voor op een werkelijkheid vol complexe problemen die zelden één oplossingsrichting hebben. De auteurs pleiten daarom voor ‘divergente’ toetsing, bijvoorbeeld: ‘bedenk verschillende, uiteenlopende, manieren waarop de Europese Unie zou kunnen doorontwikkelen waardoor ze meer als rechtsstaat gezien kan worden’.  Daarmee wordt een beroep gedaan op creativiteit, theoretische kennis, kritische reflectie en oplossend vermogen, terwijl de student tegelijkertijd leert omgaan met onzekerheid. 

Ook bachelor- en masterscripties kennen nu voornamelijk één vorm: “veelal dat van een wetenschappelijk onderzoek opgeschreven in de vorm van een wetenschappelijk artikel”. ‘Open’ onderwijs zou hierin meer ruimte kunnen geven, schrijven de Utrechtse auteurs, bijvoorbeeld door studenten een beleidsstage aan te bieden in plaats van onderzoek te laten doen. “We leiden academici op voor een veelheid aan academische functies, lang niet iedereen gaat het wetenschappelijk onderzoek in na de opleiding”, schrijven ze, “dus zou het logisch ook in de proeve van kunnen diversiteit toe te staan.” 

Transformatief onderwijs kan niet worden gegarandeerd 

Het transformatieve principe van onderwijs volgens de gedachte van Open Science betreft de vorming van de student. Die moet niet alleen kennis en vaardigheden aanleren, maar ook in staat worden gesteld zichzelf te vormen. Het onderwijs moet de student veranderen. Kortom, onderwijs moeten transformatief zijn.  

Hoewel daartoe verschillende bewegingen kunnen worden gemaakt, benadrukken de auteurs dat transformatief leren niet kan worden gegarandeerd. Docenten kunnen slechts de voorwaarden voor transformatief leren scheppen, bijvoorbeeld door studenten kritisch te bevragen en hen ruimte te bieden voor nieuwe inzichten. Dat vraagt om een veilige, persoonlijke omgeving met de academische vrijheid waarin verschillende opvattingen naast elkaar kunnen bestaan.  

Fundamentele verandering in toetsvisie 

Het principe ‘bekrachtiging’ van studenten sluit daarop aan. Studenten moeten activerend onderwijs krijgen, eigenaarschap over hun eigen leerproces hebben en toetsen krijgen die het leren bekrachtigen. Daarmee speelt toetsing opnieuw een belangrijke rol. 

Er is een fundamentele verandering in toetsvisie en toetscultuur nodig om het onderwijs in te richten als een actief, transformatief proces met een hoge mate van zelfsturing en eigenaarschap van de student, aldus de auteurs. “Misschien moeten we om te beginnen niet alleen in beheersingsdoelen, maar ook in ervarings- of aanboddoelen denken.”  Daarnaast moet toetsing niet louter als bewijs van leren maar evenzeer als middel voor leren of zelfs als leren zelf worden gezien.  

“Verdere ontwikkeling van toetsing voor en als leren, zeker waar toetsing wordt ingebed in de authentieke praktijk, maakt potentieel de aansluiting tussen verschillende fases van universitair onderwijs beter, en sluit aan bij maatschappijgerichtheid van onder- wijs”, schrijven de auteurs over zowel initieel als post-initieel onderwijs en promotietrajecten. “Het biedt ruimte en flexibiliteit om leren en toepassen, inclusief werk en praktijkervaringen, te integreren en daarmee veel meer recht te doen aan de ervaringscyclus van leren.” 

Onderwijs voor onzekerheid 

Flexibiliteit, het vierde principe van onderwijs volgens de Open Science-gedachte, behelst meer dan de flexibilisering van leerroutes. Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in tijden van verandering en onzekerheid, dus het universitair onderwijs moet worden gericht op het ontwikkelen van adaptieve expertise, aldus de auteurs. “Dat is expertise die je in staat stelt ook in onbekende nieuwe situaties effectief op te treden en je expertise dus aan te passen aan de verandering.”  

Als voorbeeld geven ze een leerdoel ‘opdrachtgeversgesprek met een stakeholder’ waarbij niet het uitvoering geven aan de gesprekshandleiding van het grootste belang is, maar het aansluiting vinden bij de gesprekspartner. “Als je dat inzicht hebt kunt je dat namelijk in allerlei omstandigheden toepassen, ook bij heel verschillende stakeholders waar misschien een heel andere gesprekshandleiding nodig is, of een gesprekshandleiding überhaupt niet werkt en je de stakeholder misschien eerder iets moet laten zien en ervaren.” 

Onderwijs in adaptieve expertise moet een middenweg tussen routine enerzijds en conceptueel inzicht anderzijds vormen. Die beide vormen van meesterschap, ook als twee zijden van de medaille van adaptieve expertise, vergen oefening.  

“Bij het voorbeeld van het stakeholdergesprek zou dat betekenen niet steeds eenzelfde soort stakeholdergesprek te voeren, maar juist ervaring te zoeken met uiteenlopende stakeholders of gespreksvormen (actief experimenteren) en daarbij steeds te evalueren en feedback te zoeken, bijvoorbeeld door de stakeholder en door een observant zoals een medestudent of docent over wat goed gaat en hoe het wellicht nog beter kan”, aldus de auteurs.  

Overeenkomsten met onderwijs van hogescholen 

In tenminste dat voorbeeld lijkt het ideale onderwijs aan universiteiten ineens sterk op het onderwijs van hogescholen, waar werken en onderzoeken vanuit specifieke vragen vanuit de maatschappij of het werkveld vaak het uitgangspunt van opdrachten is. De voor het hbo typerende vermenging van werkveld en opleiding komt nog explicieter terug in het universitair onderwijs-ideaal van de Utrechtse auteurs.  

Zij voorzien dat leren en loopbaan, los van leven lang ontwikkelen, in de toekomst geen strikt gescheiden periodes zullen zijn. “Tijdens voltijds programma’s gaan we studenten meer ruimte bieden de daadwerkelijk werkvloer of maatschappij in te gaan, en vice versa neemt de behoefte toe aan academische scholing voor professionals.”  

Het vijfde principe van universitair Open Science-onderwijs, ‘collaboratief’, sluit aan bij zowel de voorbereiding op dat werkveld als de eerdergenoemde behoefte om niet in academische silo’s te denken. “De kunst om te kunnen samenwerken is misschien wel ‘de’ vaardigheid voor de toekomst. (…) Samenwerking is dan ook zowel een leerdoel als een noodzakelijke vaardigheid voor studeren”, aldus de auteurs. Algemene universiteiten kunnen daarbij hun breedte benutten; kleinere, gespecialiseerde universiteiten zullen wat sneller naar buiten moeten kijken.  

Teloorgang academisch karakter door hbo’ers op universiteit 

In enkele opmerkingen over het Nederlandse stelsel van hoger onderwijs constateren de auteurs een toenemende populariteit van de universiteiten ten koste van de hogescholen. Als studenten zonder de gewenste wetenschappelijke nieuwsgierigheid of capaciteiten toch voor de universiteit kiezen, ontstaan tekorten aan hoger-opgeleiden met een professionele focus en wordt het academische karakter van de universiteit bedreigt, schrijven ze. Tegelijkertijd betogen ze dat statusverschillen tussen de twee vormen van hoger onderwijs moeten worden aangepakt.  

Tevens pleiten de auteurs voor het opleiden in netwerken en allianties in plaats van individuele hoger-onderwijsinstellingen – wat logisch volgt uit hun ideaalbeeld van universitair onderwijs.  


Kluijtmans, Kummeling en Miedema nodigen de universitaire gemeenschap uit om terugkoppeling te geven. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK