“Elke wetenschapper die te lang aan de universiteit wordt gehouden is er een te veel”

Verslag | door Sicco de Knecht
29 mei 2019 | Tijdens de eerste nationale meeting over het anders 'erkennen en waarderen' van wetenschappers worden dromen en zorgen geuit. “Het gaat om het vinden van een nieuwe balans, waarin alle activiteiten van academici de waardering krijgen die ze verdienen," aldus rector Rianne Letschert (Maastricht University). Dat betekent echter niet dat er ineens meer plekken beschikbaar komen, zo waarschuwt het Rathenau.
Rianne Letschert en Barend van der Meulen – Foto: Sannaz Photography

Veel jonge en opvallend veel vrouwelijke wetenschappers zijn donderdag afgereisd naar de Fokker Terminal in Den Haag voor de NWO/ZonMw bijeenkomst over de Wetenschapper in 2030. Een volle zaal, die van tevoren nog uitgebreid is, is afgekomen op de meeting om te praten over het onderwerp ‘erkennen en waarderen’ van wetenschappers. Een unicum, zo vertelt NWO-voorzitter Stan Gielen: “Wij zijn de eerste in de Europese Unie die zo’n landelijke consultatie houden.”

Dat Nederland een voortrekkersrol vervult ziet ook Jean-Eric Paquet, de directeur-generaal van onderzoek en innovatie in Europa. Tegen ScienceGuide zegt hij onder de indruk te zijn van de koers die de Nederlandse onderzoeksfinanciers zijn ingeslagen. “Nederland heeft echt een voortrekkersrol gekozen in deze discussie. In de rest van Europa kijkt men met interesse mee en hebben we dit onderwerp hoog op de agenda gezet.”

Het is, tot teleurstelling van sommigen, geen bijeenkomst waar van tevoren een concrete uitkomst van te verwachten valt, zo veel maakt bestuursvoorzitter Jeroen Geurts van ZonMw al duidelijk aan het begin van de dag. “Ik wil vooral een open en eerlijk gesprek voeren over wat er niet goed gaat en wat onze droom is van de toekomst. We weten in ieder geval dat er nu dingen niet goed gaan. Zo zijn de burn-out cijfers in de academie torenhoog, in alle lagen van de organisatie. Daar moeten we iets mee.”

Meer samenwerking en minder divagedrag

Wat we precies moeten met de wetenschap dat de werkdruk en psychische klachten op de universiteit hand over hand toenemen, daarover verschillen de meningen. In een panelgesprek met wetenschappers uit verschillende vakgebieden is het de natuurkundige Joeri van Leeuwen (ASTRON) die de dissonante, doch relativerende observatie inbrengt. “Er zijn tien tot honderd keer zoveel astronomen als dat er banen voor hen zijn in de academie, er is gewoon competitie voor geld. Dan kun je wel anders gaan waarderen maar daar kom je niet onderuit.”

Volgens Van Leeuwen zijn de wetenschappers die bij NWO en andere financiers de beoordeling doen van onderzoeksvoorstellen goed in wat ze doen. “Ik zie niet direct reden om dat aan te passen.” De suggestie dat het wetenschappelijk werk in teamverband niet wordt beloond wil hij eveneens verre van zich werpen. “Ik kan garanderen dat het echt mogelijk is om in teamverband carrière te maken.”

Hoe kan het nu dat we allemaal excellent zijn?

Het verhaal van Rianne Letschert, rector van Maastricht University, belicht een andere kant van die competitie. “Ik ben niet tegen competitie, die is absoluut onmisbaar om te hebben binnen onderzoeksvelden. Maar zodra mensen binnen hun eigen afdeling elkaar niets meer gunnen, met alle werkstress en andere klachten die daaruit voortvloeien, dan denk ik dat we de verkeerde kant op gaan.”

Letschert is bij deze bijeenkomst uitgenodigd om het thema vanuit de universiteiten te belichten. Samen met rector Frank Baaijens leidt zij het programma ‘belonen en waarderen’ van de VSNU. Voor haar gaat dit onderwerp meer dan over alleen de vraag wie er een onderzoeksbeurs krijgt. “Het gaat om het vinden van een nieuwe balans, waarin alle activiteiten van academici de waardering krijgen die ze verdienen.”

Instellingen en financiers gaan wetenschappers anders belonen en waarderen

Het herstellen van de balans tussen onderzoek, onderwijs en maatschappelijke impact is het primaire doel, niet alleen van haar rectoraat maar ook voor haar inzet in dit proces vanuit de VSNU. “Niet iedereen hoeft alles te kunnen. We verwachten van elke goede onderzoeker dat die leiderschapskwaliteiten heeft. Ondertussen zie ik veel te veel mensen in leidinggevende functies die daar eigenlijk niet geschikt voor zijn.”

Het excellentiedenken dat gepaard gaat met de competitie is volgens de Maastrichtse rector doorgeslagen, zo merkt ze een tikkeltje sarcastisch op in het gesprek dat volgt op haar speech. “In geen enkele sector is iedereen excellent, maar op de universiteit wel.”

Er is gewoon niet meer plek

Voor een korte bijdrage over de geschiedenis van het ‘belonen en waarderen’ heeft de organisatie Barend van der Meulen van het Rathenau Instituut gevraagd op de zeepkist te klimmen. Op de voor hem typerende wijze opent hij zijn verhaal met de retorische vraag: “Hoe zijn we hier terechtgekomen?” Daarvoor heeft hij zich verdiept in de ontwikkeling van het Nederlandse wetenschapsbeleid.

Er zijn volgens Van der Meulen wel twee lessen te leren uit die geschiedenis. “Ten eerste komt wetenschappelijk beleid vrijwel nooit tot stand op het ministerie, maar vrijwel altijd vanuit de wetenschappers of in nauwe samenwerking met het ministerie.” Er is zelden of nooit louter extern druk opgelegd om manieren van belonen en waarderen te adopteren.

Zullen we dan maar niet meer evalueren?

Een belangrijke ontwikkeling uit de jaren ’90 was dat wetenschappers zelf gingen accepteren dat er indicatoren zijn die gebruikt kunnen worden als mate voor de kwaliteit van onderzoek. “Het waren aanvankelijk verkenningscommissies scheikunde, bestuurskunde en psychologie die deze methodiek adopteerden. Uiteindelijk mondde dit uit in criteria voor sollicitaties en gingen wetenschappers hun eigen indicatoren zelfs op hun persoonlijke websites zetten.”

Een andere les uit de geschiedenis die Van der Meulen de zaal voor wil houden is dat wetenschap vrijwel altijd een exponentiële ontwikkeling laat zien als het bijvoorbeeld gaat om aantallen publicaties en wetenschappers. “Dat leidt onherroepelijk tot frictie.” Of er nu wel of geen nieuwe indicatoren komen maakt volgens hem weinig verschil, het verandert immers niets aan het aantal beschikbare plekken. “We wekken nu de indruk aan dertigers dat als ze goed presteren, en straks dan misschien meer gevarieerd gaan presteren, er voor hen een plek is op de universiteit. Maar die plek is er gewoon niet.”

“Elke wetenschapper die te lang aan de universiteit wordt gehouden is er een te veel. Er is geen groep die zo gewild is op de arbeidsmarkt,” is dan ook de wellicht minder welgevallige boodschap waar Van der Meulen de zaal mee achterlaat. Op de vraag of Geurts, die optreedt als sidekick bij deze bijeenkomst, dit herkent moet hij toegeven dat hij deze interne strijd bij collega’s herkent. “Ik zie inderdaad mensen die jaar in, jaar uit proberen om een persoonlijke beurs te verwerven. Sommigen van hen zijn bereid om daarvoor hele perioden zonder salaris te overbruggen. Ik vind dat schrijnend.”

Een gevecht op meerdere fronten

De vraag dringt zich dan ook op wat al die mensen toch trekt in de academie, helemaal wanneer – zij het pas aan het einde van de ochtend – iemand het onderwerp intimidatie in de academie aansnijdt. De afgelopen weken waren de mediaberichten over de academie immers allesbehalve een visitekaartje voor het werken aan de universiteit.

De hiërarchische structuur in de academie is een voedingsbodem voor intimidatie

Het is hoogleraar wetenschapscommunicatie Ionica Smeets die, haar huidige functie vergelijkende met haar tijd als als zzp’er, het werk aan de universiteit als een voortdurende strijd op meerdere fronten kenschetst. “Het gevecht tegen intimidatie, #MeToo, fraude en machtsmisbruik is in die zin een achterhoedegevecht. Dat is het omdat het vooral door jonge mensen in onzekere posities gevochten wordt. Niet door zij die de macht hebben in de academie.”

In die zin is het wel een bemoedigend teken dat er die middag honderden vooral jonge wetenschappers in verschillende sessies met elkaar in gesprek gaan over een keur aan onderwerpen. Onder die onderwerpen zijn veel schijntegenstellingen te vinden zoals ‘onderzoek versus onderwijs’, ‘indicatoren versus narratieven’ en ‘Nederland versus de rest van de wereld’, dat alles om de discussie aan te wakkeren.

In de pauze en tijdens de netwerkborrel achteraf hangt er een overwegend positieve sfeer. Voor sommigen is deze bijeenkomst een verrassend confronterende meeting. Zo biecht een fondsenadviseur van een technische universiteit schoorvoetend op dat ze stelselmatig het woord ‘we’ verwijdert uit beursaanvragen en met ‘ik’ vervangt. Andere aanwezigen, waarvan er opvallend veel werken in het veld van de wetenschapsdynamica zijn minder uit het veld geblazen en vertonen eerder een lichtelijke vorm van irritatie en ongeduld

Meer dan eens borrelt de vraag op waar het proces van ‘erkennen en waarderen’ uiteindelijk heen zal leiden. In een thema dat zo breed is moeten veel verschillende onderwerpen en belangen strijden om het middelpunt van de aandacht. In haar bijdrage maakt Rianne Letschert duidelijk dat deze dag slechts een van de vele inputmomenten is in dit proces.

Via parallelle projecten wordt er, zoals eerder aangekondigd, input verzameld uit andere geledingen van de academie. Zo organiseert de VSNU een aantal rondetafels met wetenschappers en staan er meerdere bijeenkomsten op de rol. In september komt met de VSNU met een position paper over erkennen en waarderen, zo weet Letschert te melden. In aanloop daarnaar zal er nog een inputronde worden georganiseerd.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK