Kamer heeft veel vragen en twijfels bij combinatie selectie en loting

Nieuws | de redactie
15 februari 2022 | Een wetsvoorstel dat het selectie-instrumentarium van hoger onderwijsinstellingen moet uitbreiden stuit op weerstand en veel vragen in de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel, dat een combinatie van selectie en loting mogelijk maakt, beoogt de kansengelijkheid en diversiteit in het hoger onderwijs te bevorderen. Drie coalitiepartijen betwijfelen echter dat dit daartoe de juiste stap is; een goede onderbouwing ontbreekt en het bevorderen van kansengelijkheid zou ook binnen de huidige selectiemethoden kunnen.
“Hoe reflecteert de regering op het feit dat een belangrijke wetswijziging niet op concreet en volwaardig onderzoek is gebaseerd?”, vraagt de VVD. Beeld: pikist.com

In de Kamer leven nog veel vragen over een wijziging in de Wet op het hoger onderwijs die instellingen de mogelijkheid geeft om selectie en loting te combineren. Het vorige kabinet heeft deze wetswijziging in gang gezet omdat het gebruik van decentrale selectie mogelijk zou leiden tot een minder diverse studentenpopulatie en een lagere toegankelijkheid. Door de voorgestelde wetswijziging “kunnen universiteiten en hogescholen per opleiding meer maatwerk toepassen bij het inrichten van selectieprocedures en wordt beoogd de kansengelijkheid voor aspirant-studenten te vergroten”, was de boodschap vanuit het ministerie van OCW in haar memorie van toelichting

Drie mogelijkheden voor selectie en loting

Door het toevoegen van decentrale loting aan het selectie-instrumentarium van instellingen krijgen zij drie mogelijkheden om te selecteren; middels ongewogen loting, selectie op basis van ten minste twee kwalitatieve selectiecriteria zoals motivatiebrieven, en een combinatie van selectie en loting. In dat laatste geval kan er voorafgaand aan de loting gewicht worden toegekend aan twee kwalitatieve criteria, bijvoorbeeld behaalde cijfers op de middelbare school en het resultaat van een selectietoets. Hoe beter een aspirant-student op die criteria presteert, hoe groter de kans dat zij wordt ingeloot. Instellingen bepalen welke selectiemethode wordt gebruikt, en de medezeggenschap heeft adviesrecht op die beslissingen.  

In haar toelichting schrijft de vorige minister dat het mogelijk wordt om aspirant-studenten te selecteren op basis van ongewogen loting wanneer men de loting voor een opleiding met een beperkte capaciteit niet kan aanvullen met kwalitatieve selectiecriteria. “Ook kunnen selectie en loting worden gecombineerd, waarbij een deel van de studenten wordt geplaatst op basis van minimaal twee kwalitatieve selectiecriteria, en het restant van de plaatsen wordt gevuld op basis van (gewogen of ongewogen) loting “, staat in de memorie van toelichting. “In de visie van de regering is het daarom gewenst om ook (gedeeltelijke) ongewogen loting als selectiecriterium toe te staan.” 

Deze wetswijziging is niet op volwaardig onderzoek gebaseerd 

In die visie lijkt de VVD zich maar moeizaam te kunnen vinden. De fractie ziet liever dat euvele karaktertrekken van het huidige selectiemechanisme worden gladgestreken en hekelt daarenboven het ontbreken van onderliggend wetenschappelijk bewijs voor koerswijziging die het kabinet beoogt. Zo stelt de regering dat er studies zijn waarvoor geen kwalitatieve selectiecriteria kunnen worden opgesteld. De VVD wil daarom weten waarop de regering deze uitspraak baseert. Daarnaast wil men weten welk wetenschappelijk onderzoek ten grondslag ligt aan de aanname dat de huidige selectiemethodes kansenongelijkheid in de hand werken. 

“Hoe reflecteert de regering op het feit dat een belangrijke wetswijziging niet op concreet en volwaardig onderzoek is gebaseerd?”

Het verband tussen kansenongelijkheid en selectie wordt namelijk niet aangetoond in het onderzoek waarnaar het kabinet verwijst, benadrukt de VVD; ook de Raad van State stipt dat aan. Daarnaast is het de regering onduidelijk of het herinvoeren van loting de kansenongelijkheid werkelijk zal verkleinen. “Dit overwegende, hoe reflecteert de regering op het feit dat een belangrijke wetswijziging niet op concreet en volwaardig onderzoek is gebaseerd?”, vragen de VVD’ers. 

Dit kan ook op een andere manier worden verholpen 

Daarnaast kan een toename van het gebruik van loting ervoor zorgen dat minder studenten maatwerk krijgen aangeboden en zo op de juiste plek komen, waarschuwt de fractie van de ChristenUnie. “De Raad van State concludeert dat loting ver af staat van dit principe, omdat bij loting het toeval beslist. Een selectie op basis van kwaliteitscriteria biedt nog wel enige ruimte voor maatwerk”, schrijven zij, waarbij ze erop wijzen dat maatwerk de toegankelijkheid van het hoger onderwijs vergroot. Daarom wil de fractie van de minister horen dat selectie, mits goed uitgevoerd, de voorkeur geniet boven loting.  

Ook de SGP zoekt naar deze bevestiging. Die partij vindt dat de mogelijkheid van volledige ongewogen loting nu ongeclausuleerd is opgenomen in het wetsvoorstel, en vragen om duidelijkere voorwaarden.  

Kwaliteit boven diversiteit 

Een andere zorg van de VVD-fractie betreft een dubbel streven om met deze wijzigingen zowel de kansenongelijkheid tegen te gaan als de diversiteit te bevorderen. “De leden van de VVD-fractie zijn het ermee eens dat iemands sociaaleconomische positie geen invloed moet hebben op de uitkomst van selectie”, zo schrijven zij. “In het wetsvoorstel wordt echter in één adem door ook gesproken over cultureel/diversiteit. Wat wordt hieronder precies verstaan als criterium? Worden sociaaleconomische positie en cultureel/diversiteit hier gelijkgesteld? Zo ja, op basis van welke analyse?” 

In deze waakzaamheid vindt de VVD een partner in de SGP. Die partij wil een primaat zien van kwaliteit, niet van diversiteit. Daarom vragen de partijen de minister om te bevestigen dat de behoefte aan diversiteit niet ten koste mag gaan van de inzet op kwaliteit.  

Hoeveel ruimte geeft dit aan instellingen? 

Waar de ene grote coalitiepartner eerst wetenschappelijk bewijs wil zien dat de voorgenomen wijzigingen onderlegt, wil de ander vooral waarborgen voor een goede uitvoering en goed toezicht zien. “De leden van de D66-fractie constateren dat de Afdeling advisering van de Raad van State adviseert om de effectiviteit van selectieprocedures te verbeteren en om instellingen zich in het openbaar te laten verantwoorden over de selectiecriteria en de daarmee behaalde instrumenten. Deze leden vragen op welke wijze de regering invulling geeft aan deze aanbevelingen”, schrijven zij.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De D66-fractie vraagt verder vooral naar een toelichting op de ruimte die dit wetsvoorstel aan instellingen geeft. Zo vragen zij in hoeverre dit wetsvoorstel universiteiten en UMC’s in staat stelt om kwalitatieve selectieronden te combineren met ongewogen loting. Daarnaast merkt de D66-fractie op dat dit wetsvoorstel geen betrekking heeft op de decentrale selectie op ten minste twee kwalitatieve criteria, terwijl ook daar kansenongelijkheid kan voorkomen. Daarom wil de fractie dat het aantal selectiecriteria wordt teruggebracht en dat er eisen worden gesteld aan de onderbouwing van de gehanteerde selectiecriteria.  

CDA pleit voor Klaas Visser-model 

Ook het CDA wil van de minister weten of dit wetsvoorstel instellingen staat stelt om decentrale selectie en loting te combineren. Daarbij verwijst de CDA-fractie naar een artikel op ScienceGuide waarin leden van de selectiecommissie Psychologie aan de Universiteit Utrecht pleiten voor het zogenoemde Klaas Visser-model. In dat model wordt de poule van aspirant-studenten in drieën opgedeeld; de meest kansrijke studenten worden geselecteerd, de minst kansrijke studenten worden uitgeselecteerd, en de grote groep daartussenin wordt onderworpen aan loting.  

“De wijziging van artikel 7.53 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wekt de indruk dat deze combinatie toegestaan is, maar de memorie van toelichting lijkt deze combinatie uit te sluiten, met verwijzing naar het risico van zelfselectie en een beperking van de kansengelijkheid”, schrijft de CDA-fractie. “Kan de regering aangeven waarom dit risico leidt tot het afwijzen van de combinatie van selectie en loting, maar tegelijkertijd tot het handhaven van decentrale selectie an sich?” 

De CDA’ers vragen de minister tevens om, in het kader van kansengelijkheid, inhoudelijk in te gaan op het bovengenoemde pleidooi voor de combinatie van decentrale selectie en loting.  

Hoe brengt dit de juiste student op de juiste plek? 

De linkse partijen in de Tweede Kamer lijken enthousiast te zijn over het wetsvoorstel van de minister. Volgens de SP-fractie is “decentrale loting meer rechtvaardig dan andere selectiemethodes.” Daarbij wil de fractie dat het kabinet alleen selectie middels decentrale loting toestaat, tenminste totdat onderzocht is welke andere selectiemethodes kansenongelijkheid aantoonbaar tegengaan.  

GroenLinks en de PvdA zijn voorzichtiger met het toejuichen van selectie middels alleen ongewogen loting. Zij vragen het kabinet hoe dit principe zich verhoudt met een gedegen matchingsproces en het principe van ‘de juiste student op de juiste plek.’ Ook de SGP stelt deze vraag. 

Daarnaast wijzen de drie partijen op een frase in het coalitieakkoord waarin wordt gesteld dat “opleidingen die selecteren dienen te onderbouwen hoe de selectieprocedure past bij de inhoud van de opleiding, effectief is en gelijke kansen borgt.” De fracties van de SP, GroenLinks en de PvdA willen allen weten hoe deze passage zich verhoudt tot het voorliggende wetsvoorstel. De SP vraagt daarbij hoe de regering van plan is om de medezeggenschap en visitatiecommissies te versterken zodat zij de onderbouwing van selectieprocedures beter kunnen controleren.  

BIJ1 twijfelt aan borging kansengelijkheid 

Ook de BIJ1-fractie is tevreden met het feit dat de combinatie van loting en selectie mogelijk wordt. Toch heeft men forse bedenken bij de borging van kansengelijkheid bij de wetenschappelijk onderbouwde selectiemethoden, blijkt uit de vragen. “Welke instrumenten kunnen als wetenschappelijk onderbouwd worden beschouwd? Wie houdt toezicht op het uitsluitend gebruik van deze wetenschappelijk onderbouwde instrumenten, zodat gelijke kansen worden gewaarborgd?”, zo vraagt de BIJ1-fractie aan de minister. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK