‘Over de huidige staat van praktijkgericht onderzoek in het hbo’

Opinie | door Jac Christis
18 januari 2024 | Het praktijkgericht onderzoek in het hbo moet volgens emeritus-hoogleraar Pieter Verschuren de transitie maken van praktijkgericht fundamenteel naar toegepast onderzoek. Dat is een slecht idee, betoogt oud-lector Jac Christis. Het aanpassen van het methodologieonderwijs in het hbo is daarentegen wel een goed idee, vindt Christis, die ook laat zien hoe beide vormen van praktijkgericht onderzoek met elkaar kunnen worden gecombineerd in één onderzoeksproject.
Beeld: ThisisEngineering RAEng

Volgens Verschuren heeft praktijkgericht onderzoek twee vormen: onderzoek waarin generieke kennis en onderzoek waarin case-specifieke kennis ontwikkeld wordt. Het ontwikkelen van een nieuw onderwijsconcept is een voorbeeld van het eerste. Daarmee wordt het kennisdomein (de ‘body of knowledge’) van de professionele beroepspraktijk vernieuwd. Het toepassen daarvan bij een specifieke opleiding is een voorbeeld van het tweede. Daarmee wordt de beroepspraktijk van die opleiding vernieuwd. Men herkent hierin het onderscheid tussen enerzijds praktijkgericht fundamenteel onderzoek naar oorzaken van en oplossingen voor generieke problemen en anderzijds toegepast onderzoek waarin deze generieke kennis gebruikt wordt voor het analyseren en oplossen van casus-specifieke problemen. 

Verschuren bepleit een transitie van generiek naar case-specifiek; dat wil zeggen, van praktijkgericht fundamenteel naar toegepast onderzoek. Als hij gelijk heeft, zou Regieorgaan SIA haar RAAK-subsidieregeling moeten herzien. Daarin wordt immers alleen onderzoek gesubsidieerd dat gericht is op het ontwikkelen van nieuwe generieke kennis. Eveneens zou het methodologieonderwijs meer gericht moeten zijn op de methodologie van toegepast onderzoek. Dat sluit immers beter aan bij de onderzoekspraktijk van professionals in het werkveld. 

In deze bijdrage zal ik laten zien (1) waarom het aanpassen van de subsidieregeling een slecht idee is en (2) waarom het aanpassen van het methodologieonderwijs een goed idee is. Het hbo heeft dus beide nodig. Zonder generiek onderzoek levert het hbo geen bijdrage aan de vernieuwing van het kennisdomein van de beroepspraktijk van de professional. Zonder onderwijs in de methodologie van toegepast onderzoek bereidt het hbo haar studenten niet voor op hun beroepspraktijk als professional. Tot slot zal ik (3) laten zien hoe men beide vormen van onderzoek in één onderzoeksproject kan combineren. Ik start met het methodologisch verschil tussen beide vormen van praktijkgericht onderzoek.

Twee vormen van praktijkgericht onderzoek

Ook Verschuren heeft inmiddels afscheid genomen van het onderscheid tussen theoriegericht en praktijkgericht onderzoek: praktijkgericht onderzoek kan ook theoriegericht, dat wil zeggen, generiek en fundamenteel zijn. Dat is winst. Verschuren volgt hiermee in feite, net als Van Aken en Andriessen (2011), de kwadranten van Stokes (1997) waarin een onderscheid gemaakt wordt tussen twee vormen van praktijkgericht onderzoek: praktijkgericht fundamenteel en toegepast onderzoek.

Tussen beide vormen van praktijkgericht onderzoek bestaan grote methodologische verschillen. Een voorbeeld moge dit verduidelijken. Volgens Verschuren voeren de onderzoekers van het Centraal Plan Bureau (CPB) toegepast beleidsonderzoek uit. Dit suggereert dat het CPB één type onderzoek uitvoert. Dat is niet zo. In praktijkgericht fundamenteel onderzoek ontwikkelt het CPB een algemeen economisch model dat vervolgens in toegepast onderzoek gebruikt wordt voor het doorrekenen van partijprogramma’s van politieke partijen of van kabinetsbeleid.

Onderzoek dat gericht is op het verbeteren of vernieuwen van het economisch model, moet voldoen aan eisen van interne en externe validiteit. Wie een nieuwe oorzaak X van gevolg Y (bijvoorbeeld inflatie of werkgelegenheid) aan een model wil toevoegen, moet in het onderzoeksontwerp vooraf voorzieningen treffen zodat achteraf kan worden bewezen (1) dat de verklaring klopt (interne validiteit) en dat het om een generieke oorzaak gaat (externe validiteit). Onderzoekers kunnen daarbij kiezen uit de verschillende ontwerpen van fundamenteel onderzoek. 

Word abonnee!

Alleen met uw bijdrage kan ScienceGuide bestaan. Word abonnee voor slechts €85 per jaar (incl. 9% BTW), ontvang 50 keer per jaar de nieuwsbrief en draag bij aan een onafhankelijk platform voor het hoger onderwijs.

Toegepaste onderzoekers hoeven die keuze niet te maken. Externe validiteit is, ten eerste, niet van toepassing op toegepast onderzoek. Daarin wordt het model niet getoetst maar toegepast op concrete casussen (bijvoorbeeld het programma van een politieke partij of het beleid van een kabinet). Geen enkele politieke partij of kabinet zal aan deze onderzoekers vragen of de resultaten van hun onderzoek generaliseerbaar of transfereerbaar zijn naar andere partijen of kabinetten. De vraag wat de gevolgen van partijprogramma X zijn is immers onafhankelijk van de vraag wat de gevolgen van partijprogramma Y zijn. In toegepast onderzoek worden geen nieuwe theorieën getoetst, maar bestaande theorieën toegepast.

Overigens, de Macro Economische Verkenningen van het CPB zijn geen generieke studies omdat de case (de Nederlandse economie) zo groot is. De omvang van de specifieke case heeft niets te maken met de logica van je onderzoek. Als je, zoals Stiglitz (2016) een algemene theorie gebruikt om de problemen van de Europese Monetaire Unie in kaart te brengen, de oorzaken daarvan op te sporen, oplossingen te ontwerpen en die op hun politieke draagvlak te onderzoeken, dan voer je toegepast onderzoek uit. Aan Stiglitz zal dus niet gevraagd worden of hij zijn onderzoeksresultaten kan generaliseren. 

Wel zullen er kanttekeningen geplaatst worden bij de interne validiteit van de toegepaste theorie en het verklarend onderzoeksmodel. Ook het toegepaste onderzoek van de CPB-onderzoekers is verklarend: als je maatregel X neemt, zal Y het gewenste of ongewenste gevolg zijn. Verklarend onderzoek moet voldoen aan de eis van interne validiteit. Die is bij toegepast onderzoek gelegen in de kwaliteit van het toegepaste onderzoeksmodel: zijn daarin alle mogelijke oorzaken op een juiste manier verwerkt? 

Omdat de professional in toegepast onderzoek geen nieuwe theorie toetst, luidt de kritische vraag: heeft men in het onderzoeksmodel van oorzaken van ongewenste gevolgen (problemen) en gewenste gevolgen (te bereiken doelen) op de juiste wijze gebruik gemaakt van bestaande kennis? Professionals moeten, met andere woorden, in hun toegepaste onderzoek de kloof tussen algemene theorie en concrete praktijk opheffen (Schön 1983) en onderzoeken of hetgeen elders werkt hier ook gaat werken (Cartwright, Hardy 2012).

Omdat de eis van externe validiteit op toegepast onderzoek niet van toepassing is en interne validiteit een andere vorm aanneemt, zijn de ontwerpen van fundamenteel onderzoek ongeschikt voor gebruik in toegepast onderzoek. In plaats daarvan moet de professional op de hoogte zijn van de ontwerpen van toegepast, case-specifiek diagnostisch, ontwerpgericht implementatie- en evaluatie-onderzoek.

Minder aandacht voor praktijkgericht fundamenteel onderzoek, gericht op generieke kennis?

Volgens Verschuren moeten we in hbo-land minder aandacht besteden aan generiek onderzoek (bij het CPB: modelontwikkeling) en meer aan casus-specifiek onderzoek (bij het CPB: de gevolgen van partijprogramma’s en kabinetsbeleid doorrekenen). Is dat een goed idee?

Als Verschuren gelijk heeft, zou Regieorgaan SIA haar RAAK-subsidieregeling moeten herzien. Als lectoraten zo’n subsidieaanvraag indienen, moeten ze in de vraagarticulatie laten zien dat ze een voor het werkveld relevant praktijkprobleem gaan onderzoeken. In hun onderzoeksplan (dat in de beoordeling dubbel telt) moeten ze (1) in de ‘state of the art’ laten zien wat we al weten, (2) in de kennisleemte laten zien wat we nog niet weten en (3) in hun onderzoeksplan laten zien hoe ze door onderzoek die kennisleemte gaan opvullen.

Het RAAK-onderzoek dient dan ook te leiden tot generieke kennisproducten, bijvoorbeeld in de vorm van wetenschappelijke publicaties, en generieke praktijkproducten, bijvoorbeeld in de vorm van een handleiding voor mkb-bedrijven die lean procesverbetering en duurzaamheid willen integreren. Deze generieke praktijkproducten kunnen vervolgens door professionals in hun toegepaste onderzoek gebruikt worden voor het integreren van leanprocesverbetering en duurzaamheid in bedrijf X.

Als vernieuwing van de beroepspraktijk van professionals het doel is, lijkt mij dit uitermate relevant onderzoek. Omgekeerd geformuleerd: wordt het vernieuwen van het kennisdomein of de ‘body of knowledge’ van de professional niet tot de opdracht van het hbo gerekend, dan kan men lectoraten weer afschaffen. Dan missen we echter de kans om de nabijheid tot het professionele domein te gebruiken voor het ontwikkelen van nieuwe generieke kennis voor dat professionele domein. Het hbo blijft daarvoor dan van anderen, bijvoorbeeld universiteiten, afhankelijk. Ik zou dus de positie van dit type onderzoek in het hbo, ook financieel, versterken, zeker gezien het feit dat het maar een fractie uitmaakt van wat universiteiten aan dit type onderzoek spenderen (zie ook mijn eerdere bijdrage op ScienceGuide).

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Verschuren heeft echter wel gelijk dat dit type onderzoek niet past op de beroepspraktijk van de professional. Die voert vooral toegepast onderzoek in het kader van de interventiecyclus uit. Professionals onderzoeken wat in dit geval de problemen en oorzaken daarvan zijn (toegepast diagnostisch onderzoek), wat in dit geval de beste middelen zijn om gestelde doelen te bereiken (toegepast ontwerpgericht onderzoek), welke aanvullende maatregelen in dit geval nodig zijn om van de implementatie van deze oplossingen een succes te maken (toegepast implementatieonderzoek) en wat in dit geval de resultaten zijn (toegepast evaluatieonderzoek). Professionals voeren, met andere woorden, toegepast onderzoek in het kader van de interventiecyclus uit. Zij geven case-specifieke antwoorden op case-specifieke vragen over problemen, oorzaken en oplossingen.

Voor lectoraten is dit een probleem: als hun subsidieaanvraag goedgekeurd wordt, dienen ze hun onderzoek samen met docenten en studenten uit te voeren. Voordat ik een oplossing voor dit probleem formuleer, ga ik eerst in op de vraag of meer aandacht voor de methodologie van toegepast onderzoek nodig is.

Meer aandacht voor toegepast onderzoek, gericht op case-specifieke kennis?

Verschuren verwijt Andriessen dat hij alleen maar aandacht heeft voor onderzoek dat is gericht op generieke kennis. Daar heeft Verschuren helemaal gelijk in. Andriessen en velen met hem vergissen zich als ze zeggen dat ontwerpen iets anders is dan verklaren omdat ontwerpers op creatieve wijze nieuwe dingen creëren. Ook onderzoekers creëren nieuwe dingen, namelijk nieuwe verklaringen (denk aan Einstein). Andriessen vergeet daarnaast (1) dat praktijkgericht onderzoek uit meer bestaat dan alleen praktijkgericht fundamenteel onderzoek: toegepast onderzoek is ook praktijkgericht onderzoek. En Andriessen vergeet (2) dat praktijkgericht fundamenteel onderzoek uit meer bestaat dan alleen generiek ontwerpgericht onderzoek. 

Feitelijk reduceert Andriessen praktijkgericht onderzoek tot generiek ontwerpgericht onderzoek. Volgens Munneke en Andriessen hoeven hbo-studenten dan ook geen praktijkgericht onderzoek uit te voeren: “Praktijkgericht onderzoek is niet iets wat wij van studenten verwachten, zeker niet in de bachelor-fase. Praktijkgericht onderzoek heeft dan ook wat ons betreft geen plaats in de structuur van het curriculum als het gaat om het uitvoeren van beroepstaken met bijbehorende beroepsproducten. (…) In onze publicaties proberen we juist steeds een helder onderscheid te maken tussen enerzijds het praktijkgerichte onderzoek dat door lectoraten wordt gedaan en anderzijds het onderzoekend vermogen van professionals.” 

Dat is merkwaardig. Waarom moeten professionals over onderzoekend vermogen (beter: onderzoeksvaardigheden) beschikken als ze geen praktijkgericht onderzoek uitvoeren? Het antwoord is natuurlijk dat studenten (en professionals) wel degelijk praktijkgericht onderzoek uitvoeren, namelijk toegepast onderzoek. Daarom dienen ze te beschikken over de daarvoor vereiste onderzoeksvaardigheden.

De stelling dat alleen generiek onderzoek praktijkgericht onderzoek is, heeft bovendien geleid tot schimmige discussies over de vraag of (aanstaande) professionals over onderzoekende ofwel ontwerpende vermogens moeten beschikken (zie mijn bijdrage aan ScienceGuide). Dit heeft geleid tot onmogelijke eisen aan het toegepaste onderzoek van studenten en van professionals die een Professional Doctorate volgen. Het toegepaste onderzoek zou generieke, transfereerbare kennis moeten opleveren (zie mijn bijdrage aan ScienceGuide). Dat is, zoals we gezien hebben, een onzinnige eis.

Ik ben het daarin dus helemaal met Verschuren eens. In hbo-land hebben we geen behoefte aan een Handboek wetenschappelijk ontwerpgericht onderzoek. Hbo-docenten hebben meestal een universitaire opleiding achter de rug en steeds meer docenten zijn gepromoveerd. Die weten dus wat de methodologie van praktijkgericht fundamenteel onderzoek is. In plaats daarvan hebben we behoefte aan een Handboek methodologie van toegepast onderzoek in het kader van de interventiecyclus (zie uitgebreid Christis 2020). Alleen daarmee kun je studenten voorbereiden op hun beroepspraktijk als professional. 

Dat laat onverlet dat Verschuren en ik fundamenteel van mening verschillen over de methodologie van toegepast (en fundamenteel) onderzoek. Dat kan iedereen nalezen in de uitvoerige discussie die wij daarover in het Tijdschrift voor Hoger Onderwijs gevoerd hebben. Bovendien stel ik voor om de vraag “Hoe kan ik van toegepast onderzoek praktijkgericht fundamenteel onderzoek maken?’’ te vervangen door de vraag “Hoe kan ik het toegepaste case-specifieke onderzoek van studenten of professionals inbedden in praktijkgericht fundamenteel onderzoek dat gericht is op generieke kennis?” Daarvoor is het driestromenmodel ontwikkeld.

Praktijkgericht fundamenteel en toegepast onderzoek in één onderzoeksproject 

Het tweestromenmodel met een kennisstroom en een praktijkstroom is ontwikkeld als een algemeen model voor het uitvoeren van ontwerpgericht onderzoek. Het nadeel van dit model is dat daarin geen expliciet onderscheid wordt gemaakt tussen het mobiliseren van bestaande kennis om daarin kennisleemtes te ontdekken (de taak van de onderzoeker die nieuwe generieke kennis moet ontwikkelen) en het mobiliseren van bestaande kennis om die op concrete cases toe te passen (de taak van de professional die toegepast onderzoek uitvoert). Van professionals wordt verwacht dat ze in staat zijn zelf de kennis te mobiliseren die ze nodig hebben om de problemen van concrete cases te analyseren en op te lossen. Daarvoor hebben ze geen onderzoekers in de kennisstroom nodig. 

Van deze situatie wordt afgeweken wanneer in één onderzoeksproject het praktijkgerichte fundamentele onderzoek van onderzoekers gecombineerd wordt met het toegepaste onderzoek van professionals. Wanneer, met andere woorden, professionals bij concrete cases nieuwe generieke ideeën van onderzoekers gaan uitproberen. In dit speciale geval zijn het de onderzoekers die kennis mobiliseren voor de professional. Voor dit soort onderzoeksprojecten (en SIA-RAAK projecten zijn daar een typisch voorbeeld van) is het driestromenmodel ontwikkeld. 

Andriessen verheft deze specifieke situatie tot het definiërend kenmerk van ontwerpgericht onderzoek: “In ontwerpgericht onderzoek kunnen kennisstroom en praktijkstroom niet zonder elkaar. Alléén de praktijkstroom is actieonderzoek, alléén de kennisstroom is regulier wetenschappelijk onderzoek. De combinatie maakt onderzoek tot ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek” (Andriessen 2011: 89). In deze opvatting zijn noch het ontwerpen van generieke oplossingen noch het ontwerpen van case-specifieke oplossingen vormen van ontwerpgericht onderzoek. Daarvan zou alleen sprake zijn als beide gecombineerd worden. Dat lijkt mij een moeilijk te verdedigen opvatting en op zijn best een erg restrictieve definitie van ontwerpgericht onderzoek. 

In het driestromenmodel wordt aan het tweestromenmodel een derde stroom toegevoegd: de wetenschappelijke stroom. Tussen de wetenschappelijke stroom en de kennisstroom bestaat een feedback-relatie. In de kennisstroom wordt door (docent-)onderzoekers bestaande wetenschappelijke kennis gemobiliseerd (de ‘state of the art’) en worden kennisleemtes geïdentificeerd en vertaald in onderzoeksvragen die met behulp van praktijkgericht fundamenteel onderzoek beantwoord kunnen worden. De resultaten van het onderzoek vloeien via generieke kennisproducten terug naar de wetenschappelijke stroom.

Ook tussen de kennisstroom en de praktijkstroom bestaat een feedback-relatie. In de praktijkstroom worden door (aanstaande) professionals diagnostische instrumenten en oplossingen uitgeprobeerd. Studenten volgen de interventiecyclus, hetgeen resulteert in case-specifieke diagnoses, ontwerpen, implementaties en evaluaties. Elke interventie levert dus case-specifieke oplossingen op. Deze interventies vormen vervolgens de cases die door de onderzoekers met behulp van een onderzoeksmodel in een case-vergelijkend onderzoek onderzocht worden. 

De resultaten van het onderzoek vloeien dus niet alleen in de vorm van generieke kennisproducten terug naar de wetenschap, maar ook in de vorm van generieke praktijkproducten naar de praktijk. Bovendien kan van deze praktijkproducten in het onderwijs gebruik gemaakt worden. 

In schema ziet dat er zo uit:

Conclusie

Ik pleit dus niet voor een transitie van generiek naar case-specifiek onderzoek. In plaats daarvan pleit ik voor een versterking van de plaats van het generieke onderzoek in het hbo. Die versterking betreft ook de financiën. Daarnaast bepleit ik meer aandacht voor de methodologie van toegepast onderzoek in het hoger beroepsonderwijs. Met het eerste vernieuw je het kennisdomein van de beroepspraktijk van de professional. Met het tweede verbeter je de beroepspraktijk van de professional zelf. Die moet immers case-specifieke problemen analyseren en oplossen. Bovendien heb ik laten zien hoe je beide vormen van onderzoek in één onderzoeksproject kunt combineren. Dat vergroot de kans dat een aanvraag voor een RAAK-subsidie goedgekeurd wordt.


Gebruikte literatuur

  • Cartwright, N., J. Hardie (2012) Evidence-based policy. A practical guide to doing it better. Oxford: Oxford University Press. 
  • Christis, J. (2020) Methodologie van praktijkgericht onderzoek. Groningen: Hanzehogeschool.
  • Christis, J. (2021a) Praktijkgericht onderzoek als methodologisch probleem. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 39(2), 59-74.
  • Christis, J. (2021b) Praktijkgericht onderzoek: de voortzetting van een oude discussie. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 39(3/4), 77-94
  • Christis, J. (2021b) Professional Doctorate: een onmogelijke opdracht? Science Guide, 29 maart.
  • Christis, J. (2021c) Hogescholen concurreren vooral met elkaar, niet met universiteiten. Science Guide, 12 oktober.
  • Christis, J. (2022) Wat is praktijkgericht onderzoek? Science Guide, 22 juni.
  • Munneke, L., D. Andriessen (2021) Onderzoekend vermogen is niét ontwerpend vermogen. https://nl.linkedin.com/in/lisette-munneke?trk=pulse-article_main-author-card
  • Schön, D. (1983). The reflective practitioner. Basic Books. 
  • Stokes, D. (1997) Pasteur’s Quadrant: Basic Science and Technological Innovation. Washington, D.C.: Brookings Institution Press.
  • Van Aken, J., D. Andriessen (red.) (2011) Handboek ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek. Den Haag: Boom Lemma.
  • Stiglitz, J. (2016) The Euro. How a common currency threatens the future of Europe. New York: Norton.
  • Verschuren, P. (2021a) Onvolprezen praktijkgericht onderzoek in het hoger onderwijs. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 39(3/4), 61-76.
  • Verschuren, P. (2021b) Op naar onvolprezen onderzoek in het Hoger Onderwijs. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 39(3/4), 95-103.

Jac Christis is voormalig lector Arbeidsorganisatie en -productiviteit bij de Hanzehogeschool en voormalig Universitair Hoofddocent bij de Radboud Universiteit.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK